id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
19835 | wonen | wonen: woənən (Oostham) | wonen [ZND 08 (1925)] III-2-1 |
21267 | woord | woord: woət (Oostham), ø wōəd, ø wōrøken, da zɛn schūən wōr (Oostham) | Een woord, een woordje, dat zijn schone woorden. [ZND 08 (1925)] || woord [RND] III-3-1 |
20853 | worst | worst: weust (Oostham) | worst [ZND 04 (1924)] III-2-3 |
22430 | worstelen | worstelen: wŏësselen (Oostham) | Worstelen. [Willems (1885)] III-3-2 |
32970 | wortel | wortel: wő̜ʔǝl (Oostham), wǫǝtǝl (Oostham) | Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4 |
24500 | wortel (alg.) | wortel: woͅiʔəl (Oostham) | wortel ve plant [Goossens 1b (1960)] III-4-3 |
33563 | worteltje | mollenstaarten: moͅləsteͅtən (Oostham) | Fijne variëteit tuinwortelen [Goossens 1b (1960)] I-7 |
17679 | wreef | wreef: vrēͅf (Oostham), vrijf (Oostham) | de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)] III-1-1 |
17892 | wrijven | ruisen: ruessen (Oostham), wrijven: vrijven (Oostham), wrijeven (Oostham) | wrijven [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2 |
17922 | wringen | wringen: vringen (Oostham), wringen (Oostham) | wringen [ZND 25 (1937)], [ZND m] III-1-2 |