e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

Gevonden: 2157
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwerm vogels zwerm: zwērrĕm (Oostham) zwerm [Willems (1885)] III-4-1
zwermen zwermen: zwęrǝmǝ (Oostham) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zweten zweten: gøzweͅət (Oostham) wij hebben daar gezweet [ZND 08 (1925)] III-1-2
zwezerik soepieten: søpiten (Oostham) kalfzwezerikken [ZND 08 (1925)] III-2-3
zwijgen zwijgen: ich zal ma zwɛ̄gen (Oostham) Ik zal maar zwijgen. [ZND 08 (1925)] III-3-1
zwoegen zwoegen: ich hem moətøn zwūgen (Oostham) Ik heb moeten zwoegen. [ZND 08 (1925)] III-1-4
zwoord zwaard: zwāi (Oostham), zwōͅi (Oostham), zwōͅəs (Oostham), zwəj (Oostham) zwoerd [Goossens 1b (1960)] || zwoerd (harde rand van een snede spek) [ZND 08 (1925)] III-2-3