e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

Gevonden: 2157
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de was stijfselen stijfselen: stɛsøͅlən (Oostham), stɛsələn (Oostham) een hemd stijven [ZND 07 (1924)] III-2-1
de zeug naar de beer brengen drijven: drē̜vǝn (Oostham) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
de zoom afspelden afspijten: afspijten (Oostham) De zoom geheel met spelden bezetten. [N 62, 13b; N 62, 13a; MW] II-7
deeg deeg: dīəg (Oostham) zij kneedt het deeg [ZND 22 (1936)] III-2-3
definitieve band reep: rīǝp (Oostham) De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.] II-12
dekken dekken: dękǝ (Oostham), springen: spreŋǝ (Oostham, ... ) Het bevruchten van de koe door de stier. [JG 1a, 1b] || Het bevruchten van het vrouwelijk varken door het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 43, 20b; monogr.] || Het dekken van het vrouwelijk schaap door de ram. [N 77, 34; N 77, 33; JG 1a, 1b] I-11, I-12
deksel deksel: deksel (Oostham), scheel (Oostham), scheel: sXēl (Oostham, ... ), sxēl (Oostham) deksel [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] III-2-1
deksel van de metalen gierton scheel: sxēl (Oostham) De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.] I-1
dekzeil paardendeksel: pē̜rdǝndęksǝl (Oostham) Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b] I-10
dempig dempig: dɛmpex (Oostham) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9