e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostham

Overzicht

Gevonden: 2157
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
geprimeerde stier prijsvar: prɛ̄s˲var (Oostham) Stier die prijzen en andere bekroningen heeft behaald. [JG 1a, 1b] I-11
geraamte geraamte: gĕŭremte (Oostham) een geraamte [ZND 01u (1924)] III-1-1
gerieflijk gerieflijk: gerieflijk huis (Oostham) Gerieflijk huis. [ZND 35 (1941)] III-1-4
geronnen melk geronnen melk: gǝrønǝ mɛlk (Oostham) Melk die door het lange staan dik en zuur is geworden. [L 2, 7; A 7, 15; monogr.] I-11
gerst gerst: gęst (Oostham) Hordeum L. De gerstteelt was in Belgisch Limburg betrekkelijk zeldzaam. Bij zomergerst wordt aangetekend: vooral bestemd voor de brouwerij; bij wintergerst: vooral bestemd als veevoer. Volgorde varianten van gerst: 1. met "rst" in de auslautgroep; 2. met "st"; 3. met "rs"; en 4: met alleen "s" in de auslautgroep; zie de eerste klankkaart [kaart 6]; in de tweede klankkaart [kaart 7] is de geografische verspreiding van het vocalisme weergegeven. Zie afbeelding 1, d. [JG 1a, 1b; L A1, 127; L 1 a-m; L 24, 6a; L lijst graangewassen, 2; R 3, 24; S 10; Wi 53; monogr.] I-4
gerstebier gerstebier: geͅstöbīr (Oostham) gerstenbier [ZND 24 (1937)] III-2-3
geschiedenis geschiedenis: eͅn göschīdönis vörteͅlleͅn (Oostham) Een geschiedenis vertellen [ZND 24 1937)] III-3-1
gesneden mannelijk varken berg: bęrx (Oostham), bɛrx (Oostham), bɛrǝx (Oostham) Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12] I-12
gesneden vrouwelijk varken gelt: gelt (Oostham  [(wel of niet gesneden)]  ) Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.] I-12
gesp gasp: gasp (Oostham), gesp: gasp (Oostham), gesp (Oostham) Gesloten, vaak min of meer vierkant beugeltje, gewoonlijk met een al of niet aan een afzonderlijke spil zittende tong, aan het ene einde van een riem enz. bevestigd en waardoor het andere einde gestoken wordt, dat dan door de tong in de ring vastgehouden wordt (Van Dale, pag. 903). [N 62, 53; MW; monogr.] || gesp [ZND 01u (1924)] || Hoe noemt U een gesp? [N 62 (1973)] II-7, III-1-3