24560 |
berk |
berk:
betula alba
baerk (L216a Oostrum),
berkenboom:
baerkenboeëm (L216a Oostrum)
|
berk || berkeboom
III-4-3
|
19540 |
berkenbezem |
rijsbezem:
riēsbessem (L216a Oostrum)
|
bezem, gemaakt van berketakken
III-2-1
|
24802 |
berkenblad |
berkenblad:
baerkeblad (L216a Oostrum)
|
berkeblad
III-4-3
|
20790 |
beschuit |
beschuit:
beschuut (L216a Oostrum)
|
beschuit
III-2-3
|
20711 |
beschuitbol |
bestel:
bestél (L216a Oostrum)
|
beschuitbol eenmaal gebakken en nog niet doorgesneden
III-2-3
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
beschutepáp (L216a Oostrum)
|
beschuitpap
III-2-3
|
25728 |
beslaan |
kanten:
kãntǝ (L216a Oostrum)
|
De stam vierkant hakken met behulp van de beslagbijl. [N 50, 18c; monogr.]
II-12
|
31614 |
beslaghamer, hoefhamer |
hoefhamer:
hufhāmǝr (L216a Oostrum)
|
Klauwhamer met vierkante of ronde baan, waarmee hoefnagels worden ingeslagen. De klauw van de hamer wordt gebruikt om nagels die in een verkeerde richting gaan, weer terug te trekken. Een hoefnagel verkeerd in de hoef slaan, werd in L 424 ɛvernagelenɛ (varnē9gala) genoemd. Zie ook afb. 231.' [N 33, 61; monogr.]
II-11
|
19687 |
bestek |
tafelgerei:
toffelgrej (L216a Oostrum)
|
tafelbestek
III-2-1
|
33607 |
besvrucht, algemeen |
beer:
baer (L216a Oostrum),
kraal:
kral (L216a Oostrum),
miemer:
alleen mv.
miemere (L216a Oostrum)
|
bes
I-7
|