e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
restant insecten muggenzwerm: muggezwaerm (Oostrum), rupsennest: roepsennaest (Oostrum), rupsenzaad: Bij sommige mensen veroorzaken deze uitwerpselen een jeukerig gevoel.  roepsezaod (Oostrum), spoelworm: nematodes  spuulwörm (Oostrum), watervlo: watervloeë(n) (Oostrum) muggenzwerm || rupsennest || rupsenzaad, uitwerpselen van een rups || spoelworm || watervlo III-4-2
restant vissen snoek: esox lucius  snoēk (Oostrum) snoek III-4-2
restant vogels bakelen: zich met zand volgooien en uitschudden tegen ongedierte, v kippen en mussen  bakele (Oostrum), kuluut: kuluut (Oostrum), rijstvogeltje: munia oryzovora  riestvuggelke (Oostrum), watervogel: watervogel (Oostrum) kluut || rijstvogeltje || watervogel || wentelen in het stof III-4-1
restant zoogdieren frettieren: frettieëre (Oostrum), muizenkeuteltjes: moēzekeutelkes (Oostrum), muizenstaart: moēzestart (Oostrum), muizentand: moēzetând (Oostrum), rattenstaart: rattestárt (Oostrum), rekel: raekel (Oostrum), rits: rits (Oostrum), voorpoot: vurpoeët (Oostrum) bronstig || fretten, jagen met de fret || muizenkeutels || muizenstaart || muizentand || rattenstaart || rekel, mann. vos || voorpoot III-4-2
reuzel, bladvet vlies: uitgebakken levert dit de kaantjes op  vlies (Oostrum) ongesmolten vet van de longkwabben van het varken III-2-3
richten richten: rextǝ (Oostrum) Het hoogste punt bereiken bij een in aanbouw zijnde woning. Er wordt dan een versierde tak, kleine boom of vlag op de nok van het bouwwerk geplaatst. De eigenaar tracteert de arbeiders op drank of, volgens de invullers uit L 216, L 386 en Q 95, op geld. Zie ook het lemma 'pannenbier'. [monogr.; N 88, 184 add.; div.] II-9
riek, mestriek riek: rīk (Oostrum) Een riek die vroeger vaak drie, tegenwoordig meestal vier tanden telt en die gebruikt wordt om de stallen uit te mesten, mest te laden en mest te verspreiden op het land, ook om aardappelen te rooien, aardkluiten fijn te maken e.d. Voorzover het materiaal daaromtrent gegevens bevatte, is in dit lemma achter de plaatsnummers melding gemaakt van het aantal tanden dat de (mest)riek ter plaatse telde. Benamingen van de (mest)riek naar het aantal tanden vormen de tweede helft van dit lemma. Niet opgenomen zijn namen voor een drietandige vork, die blijkens de opgave gebruikt werd om graanschoven en/of hooi op te steken, noch benamingen voor de vijf- of zestandige riek die - met of zonder bolletjes aan de tanden - dient om bieten of aardappelen op te scheppen. [N 5A, 50b; N 11, 28; N 11A, 13a + c; N 14, 81 add.; N 18, 23 + a + b; N 18, 24 add.; JG 1a + 1b; A 28, 4a + b; Av 1, III 5; L B2, 242; L 16, 18b; Gi 2, 179; Lu 6, 4a + b; S 29; Gwn 8, 3; Wi 3 add.; div.; monogr.] I-1
riet riet: arundo  riēt (Oostrum), rietpluim: riētpluum (Oostrum) riet || rietpluim III-4-3
rij rijlat: rējlat (Oostrum) Recht gezaagde en geschaafde houten plank waarmee de metselaar en de stucadoor bij het bepleisteren van muren de overtollige specie afstrijkt. [monogr.; div.] II-9
rijp, rijmx rijp: ps. begrip: hijw. stofnaam (hijw. = hijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "hij").  riep (Oostrum), rouwvorst: ps. begrip: zijw. stofnaam (zijw. = zijwoord - zelfst. nw. te vervangen door het pers. vnw. "zij").  ròwvaorst (Oostrum) rijm, rijp, bevroren dauw of mist III-4-4