30569 |
schilder |
verver:
vɛ̄rvǝr (L216a Oostrum)
|
Iemand die van schilderen zijn beroep maakt. Bij het 'technisch schilderen', het bedekken van oppervlakten met verf ter conservering en kleurgeving, onderscheidt men de huis-, decoratie- en rijtuigschilder. In L 210 plaatste de huisschilder bij de bouw van een nieuw huis ook de ruiten. [Wi 51; L 44, 21b; N 67, 98a; monogr.]
II-9
|
19871 |
schilmes |
schrabbertje:
schrebberke (L216a Oostrum)
|
aardappelschilmesje
III-2-1
|
19777 |
schilmes, aardappelmesje |
pluutje:
pluutje (L216a Oostrum)
|
aardappel(schil)mesje
III-2-1
|
19532 |
schilmesje, aardappelmesje |
schilmes:
schelmés (L216a Oostrum)
|
klein mes om o.a. aardappelen en fruit te schillen
III-2-1
|
25044 |
schim, schaduw, glimp |
schim:
schiem (L216a Oostrum)
|
schim, schaduw, glimp
III-4-4
|
18466 |
schoenborstel |
schoenborstel:
schoēnbaorsel (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum),
wiksborstel:
wiksb(a)ors(t)el (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum)
|
schoenborstel
III-1-3, III-2-1
|
18465 |
schoenen poetsen |
wiksen:
Ge mòt òw goej scho‰n nog wikse: je moet je zondagse schoenen nog insmeren
wikse (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum)
|
met schoensmeer insmeren
III-1-3, III-2-1
|
18394 |
schoensmeer |
wiks:
wiks (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum)
|
schoensmeer
III-1-3, III-2-1
|
24902 |
schoft, kwart van een werkdag |
schoft:
schòft (L216a Oostrum),
schofttijd:
(dit is een variant van schòft).
schòfttied (L216a Oostrum)
|
kwart van een werkdag
III-4-4
|
20649 |
schol |
schol:
schol (L216a Oostrum),
sxol (L216a Oostrum)
|
schol || schol (platvis)
III-2-3
|