20879 |
sigaar |
neuswarmer:
neuswaermer (L216a Oostrum),
sigaar:
n Segaar kri‰ge uut aege doeës: een voordeel ontvangen, dat men uiteindelijk toch zelf moet betalen
segaar (L216a Oostrum)
|
sigaar
III-2-3
|
20569 |
sigarenpijpje |
sigarenpijpje:
segarepiepke (L216a Oostrum)
|
sigarenpijpje
III-2-3
|
20880 |
sigaret |
sigaret:
segret (L216a Oostrum)
|
sigaret
III-2-3
|
17752 |
sik |
sik:
sìk (L216a Oostrum)
|
sik (onder aan de kin of aan de onderlip?) [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
20791 |
sinaasappel |
appelesien:
Appel + sien = China
áppelesien (L216a Oostrum),
appelsien:
Appel + sien = China
áppelsien (L216a Oostrum),
bloedappelsien:
bloēdappelsien (L216a Oostrum)
|
sinaasappel || sinaasappelsoort van binnen rood kleurend na bereikte rijpheid
III-2-3
|
31245 |
sintelgat, slakkengat |
sintelgat:
sentǝlgat (L216a Oostrum),
slekkengat:
slɛkǝgat (L216a Oostrum)
|
Het gat onder het smidsvuur waarnaar de slakken en sintels worden afgevoerd. Zie ook afb. 6. In Q 5 werden de sintels langs de bovenzijde van het smidsvuur verwijderd met behulp van de ɛhaardstekɛ. In Q 83 werden de slakken opzij van het smidsbed gegooid en van daaruit vervolgens in een korf. Zie voor het woorddeel kraaien- ook RhWb (IV), kol. 1451 s.v. ɛKreieɛ, "Kohlenschlacke, die Kruste, die das ɛGedecksɛ (Gris) im Ofen bildet, ausgebrannte Kohlen" en Haust, ɛDictionnaireɛ ɛLiégeoisɛ, pag. 176 s.v. ɛcrahêɛ, "morceau de houille incomplètement br√ªlé."' [N 33, 33]
II-11
|
29565 |
sintels |
sintels:
sentǝls (L216a Oostrum)
|
Geheel of half uitgebrande stukken steenkool. Zie voor het woordtype kraaien ook de toelichting bij het lemma "sintelgat, slakkengat" en voor het tweede deel van het woordtype kraai-oudding (Q 121) RhWb (I), kol. 149, s.v. ɛaltdingɛ, "die angebrannten, aber nicht vollständig ausgebrannten Kohlenstückchen, die in der Asche liegen."' [N 33, 30; N 33, 39]
II-11
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
scherlot (L216a Oostrum)
|
[DC 13 (1945)]
I-7
|
17870 |
slaan |
slaan:
slaon (L216a Oostrum),
slāōn (L216a Oostrum),
sloai ŏŏw um ŏŏw ōōrə (L216a Oostrum),
slòj ów an ów óerə (L216a Oostrum)
|
ik sla je (met de potlepel) om je oren [DC 03 (1934)] || slaan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
19762 |
slaapkamer |
slaapkamer:
slaopkamer (L216a Oostrum),
slaapplaats:
slaoppláts (L216a Oostrum)
|
slaapkamer
III-2-1
|