33513 |
sperziebonen |
breekboontjes:
braekbäöntje (L216a Oostrum),
slabonen:
slaajboeën (L216a Oostrum),
struikerwten:
stroekért (L216a Oostrum),
struikjesbonen:
struukskesboeën (L216a Oostrum)
|
princesseboon || princesseboontje || struikerwt
I-7
|
32071 |
spijkerbak |
nagelenbak:
nē̜gǝlǝnbak (L216a Oostrum)
|
In vakjes verdeelde bak waarin de verschillende soorten spijkers en schroeven kunnen worden bewaard. [N 54, 23; monogr.]
II-12
|
31953 |
spijkeren |
nagelen:
nē̜gǝlǝ (L216a Oostrum)
|
Met een hamer spijkers in het hout slaan. [N 53, 152a-b; L 5, 7; monogr.]
II-12
|
19451 |
spionnetje, kijkgaatje |
loerraampje:
loērremke (L216a Oostrum)
|
klein raampje in de voordeur
III-2-1
|
27817 |
spiraalboor |
spiraalboor:
spirālbōr (L216a Oostrum)
|
Stalen boorijzer waarbij tot op ongeveer tweederde van de schachtlengte twee spiraalgangen langs de schacht lopen. Het achterste deel van de schacht van een spiraalboor fungeert als kolf voor het inspannen in de kop van de boormachine. Een spiraalboor voert boorspanen automatisch af uit het boorgat. Zie ook afb. 117. [N 33, 150]
II-11
|
33589 |
spitskool |
spitskool:
brassica sinensis
spitskoe`ue; (L216a Oostrum)
|
spitskool
I-7
|
24359 |
spitsmuis |
schettermuisje:
schettermuūske (L216a Oostrum)
|
spitsmuisje
III-4-2
|
24493 |
sporkehout |
duivelskral:
bes vd vuilboom
dūvelskral (L216a Oostrum),
peggenhout:
vd rhamnus frangula; men snijdt er peggen (houten pennetjes) van
peggehaolt (L216a Oostrum)
|
vrucht vd vuilboom || vuilboomhout
III-4-3
|
19707 |
sport van een stoel |
sproot:
sproeët (L216a Oostrum)
|
dwarsverbinding tussen de stoelpoten, tafelpoten
III-2-1
|
24248 |
spotvogel |
spotlijster:
mimus polyglottus
spotliester (L216a Oostrum)
|
spotlijster
III-4-1
|