24249 |
spreeuw |
spraan:
spraon (L216a Oostrum),
sproān (L216a Oostrum)
|
Hoe heet de spreeuw? [DC 06 (1938)] || spreeuw
III-4-1
|
21352 |
spreken, praten |
praten:
praote (L216a Oostrum),
praotə (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum)
|
praten [DC 02 (1932)] || spreken; ik versta jullie niet, jullie moeten een beetje harder - [DC 03 (1934)]
III-3-1
|
24382 |
sprinkhaan |
sprinkhannek:
sprinkhánnek (L216a Oostrum)
|
sprinkhaan
III-4-2
|
33637 |
spruitkool, spruitje |
spruiten:
spruut (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum)
|
spruit || spruitkool
I-7
|
19428 |
spuwbakje, kwispedoor |
spijbak:
kwispedoor
speejbak (L216a Oostrum)
|
spuwbak
III-2-1
|
33515 |
staakbonen |
rijzererwten:
riēsér(n)t (L216a Oostrum),
staakbonen:
staakboeën (L216a Oostrum)
|
klimerwt || staakboon
I-7
|
30679 |
staalborstel |
staalborstel:
stǭlbǫrsǝl (L216a Oostrum)
|
Soort handborstel met stalen draden waarmee vuil en roest van metaal kan worden verwijderd, koper gepolijst kan worden, etc. Zie ook afb. 207. Volgens respondenten uit L 159a, 165, 192a, 213, 217, 289, 290, 291, 382, 414, 423, 432, P 47, 219, Q 18, 71, 83, 86, 111 en 121b werd de staalborstel ook vaak gebruikt om vijlsel uit de kap van het blad van vijlen te verwijderen. Vgl. het lemma "vijlborstel". Zie ook het lemma "staalborstel" in de paragraaf over de vaktaal van de huisschilder in Wld II.9, pag. 203-204. [N 33, 107; N 33, 216; N 64, 59a-b]
II-11
|
17819 |
staan |
staan:
staon (L216a Oostrum),
stāōn (L216a Oostrum)
|
staan [DC 02 (1932)]
III-1-2
|
20125 |
staart |
staart:
start (L216a Oostrum),
stàrt (L216a Oostrum),
stárt (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum),
stubstaart:
ve paard, hond of kat
stoebstárt (L216a Oostrum)
|
[A 2, 37; L 29, 27; S 35; monogr.]staart [DC 02 (1932)] || staart, gecoupeerde —
I-11, III-2-1, III-4-2
|
24579 |
stam van de boom |
boomstam:
boeëmstám (L216a Oostrum),
knoest:
knoest (L216a Oostrum)
|
boomstam || boomstam, ruige —
III-4-3
|