e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

Gevonden: 1901
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blaasbalgpijp, luchtaanvoerleiding lochtleiding: luxtlęjeŋ (Oostrum) De leiding die de lucht van de blaasbalg naar het vuur voert. Bij ouderwetse smidsvuurhaarden werd de luchtstroom aan de zijkant van het smidsvuur toegevoerd. De blaasbalgpijp liep daarbij in een verbreed uiteinde uit dat één geheel uitmaakte met een dikke ijzeren plaat, het oogijzer. Deze plaat was met ijzeren bouten aan de brandmuur verankerd. Bij moderne smidsvuurhaarden mondt het uiteinde van de luchtaanvoerleiding uit in de onder de vuurhaard aangebrachte smidsvorm of windkast. Zie ook afb. 6 en het lemma "smidsvorm, blaasgat". [N 33, 20] II-11
blad, bladeren van een plant blad: blat (Oostrum), blader: blø̜̄r (Oostrum), blār (Oostrum) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
bladrozet van de paardebloem plat: -  platte (Oostrum), konijnevoer  platte (Oostrum) paardebloem, bladrozet van [DC 13 (1945)] || paardebloemblad III-4-3
bladvorm nnervig: ieënnaerveg (Oostrum) hoofdnerf ve blad III-4-3
blaker blaker: blaoker (Oostrum, ... ) blaker || kaarshouder III-2-1
blaren blaren: blø̜̄rǝ (Oostrum) Het verschijnsel waarbij een verflaag plaatselijk van de ondergrond loslaat en er zwellingen ontstaan. Het blaren kan verschillende oorzaken hebben. De voornaamste zijn: vocht in het geschilderde materiaal en slechte hechting van de verflaag aan het materiaal. [L 32, 78; monogr.] II-9
blauwe bosbes moelbeer: moelbaer (Oostrum), walber: -  walbèr (Oostrum, ... ) blauwe bosbes [DC 13 (1945)] || bosbes, blauwe — III-4-3
blauwe vleesvlieg, bromvlieg aasvlieg: aosvliēg (Oostrum), madenschijter: maajeschieter (Oostrum) vleesvlieg || vleesvlieg, dikke bromvlieg III-4-2
blij blij: bliej (Oostrum) blij III-1-4
bliksem, bliksemflits weerlicht: wérlich(t) (Oostrum) bliksemflits, weerlicht III-4-4