19637 |
steenkool |
stukkolen:
groter dan 8 cm. in doorsnede
stukkole (L216a Oostrum)
|
grote steenkool
III-2-1
|
24976 |
steil, sterk hellend |
stik:
(trappen van vergelijking: stikker-stikst).
stik (L216a Oostrum)
|
steil, sterk hellend
III-4-4
|
19744 |
stekker |
driewegstekker:
driejwegstekker (L216a Oostrum)
|
stekker met drie aansluitmogelijkheden
III-2-1
|
31317 |
stempel, leest |
doorslag:
dø̜rslax (L216a Oostrum)
|
Gehard stuk staal met vierkante, rechthoekige of ronde dwarsdoorsnede dat naar onder toe in een punt uitloopt. De leest wordt met behulp van een hamer door gaten in metaal gedreven om ze groter te maken of om ze een andere vorm te geven. Zie ook afb. 55. [N 33, 278]
II-11
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
keulse pot:
Kölse pot (L216a Oostrum, ...
L216a Oostrum)
|
aardenwerkpot || keramiek van de Nederrijn
III-2-1
|
20417 |
sterfbed |
doodsbed:
dódsbed (L216a Oostrum)
|
doodsbed
III-2-2
|
20323 |
sterven |
af laten weten:
áf laote wieëte (L216a Oostrum),
afsterven:
áfstaerve (L216a Oostrum),
de dodenmars blazen:
d’n dojjemars blaoze (L216a Oostrum),
heengaan:
hingaon (L216a Oostrum),
hemelen:
himmele (L216a Oostrum),
gón hemele
hemele (L216a Oostrum),
overlijden:
ovverleeje (L216a Oostrum),
ovverlieje (L216a Oostrum),
sterven:
staerve (L216a Oostrum)
|
overlijden || overlijden, sterven || sterven
III-2-2
|
25195 |
sterx |
ster:
(verkleinwoord: sterke; meervoud: sterre).
ster (L216a Oostrum)
|
ster (hemellichaam)
III-4-4
|
20151 |
stiefdochter |
vadersdochter:
vadersdaochter (L216a Oostrum),
vrouwsdochter:
vrowsdauchter (L216a Oostrum)
|
dochter uit vorig huwelijk v.d. vader, opgenomen i.h. nieuwe gezin || dochter uit vorig huwelijk v.e. moeder, opgenomen in nieuwe gezin
III-2-2
|
20342 |
stiefzoon |
vaderszoon:
vaderszoeën (L216a Oostrum),
vrouwszoon:
vrowszoeën (L216a Oostrum)
|
zoon uit vorig huwelijk v.d. vader, opgenomen i.h. nieuwe gezin || zoon uit vorig huwelijk v.e. moeder, opgenomen in nieuwe gezin
III-2-2
|