e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuierpaal tuierpaal: tȳrpǭl (Oostrum) De tuierpaal is een houten of ijzeren paal die men met de tuierhamer in de grond slaat en waaraan de koe of geit wordt vastgebonden. [N 14, 72 en 73a; N 3A, 14h; JG 1c, 2c; L 40, 21a; L B2, 286; A 17, 20; monogr. add. uit N 14, 71] I-11
tuierplaats tuier: tȳr (Oostrum) Cirkelvormig stuk weiland dat een getuierde koe of geit kan afgrazen. [N 14, 72; monogr.] I-11
tuiertouw, tuierketting tuierketting: tȳrkɛteŋ (Oostrum) Het touw of de ketting waarmee men de koe of de geit aan de tuierpaal vastmaakt. [A 17, 20; N 3a, 14h; JG 1c, 2c; monogr.; add. uit N 14, 73b] I-11
tuin hofje: Daank is \'n bluumke dat ien wennig höfkes bläöjt: dank is bij mensen soms ver te zoeken De eppelkes die de rieke mit mekaar schelle, zien d\'n duksten tied gejat uut de höfkes van de aerme: de armen zijn dikwijls de dupe van meningsverschillen van de rijken  höfke (Oostrum) bloementuintje III-2-1
tuinbonen flodderbonen: flodderboeën (Oostrum), wollebonen: wulleboeën (Oostrum) tuinboon I-7
tuinfluiter kersvink: sylvia borin  kersvink (Oostrum), teut: als in (oeuvre)  tuit (Oostrum) Hoe heet de tuinfluiter? [DC 06 (1938)] || tuinfluiter III-4-1
tuit tuit: An \'n koffietäöt zit ennen teut  teut (Oostrum) tuit(je) van de koffiekan III-2-1
tweeling tweeling: twelling (Oostrum) tweeling III-2-2
twijg, jonge tak teen: tieën (Oostrum) twijg III-4-3
ui, ajuin look: loe:k* (Oostrum), loeëk (Oostrum) [DC 13 (1945)]ui I-7