e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
veel drinken buizen: böjze (Oostrum), heffen: Hij is te voel um òp zien werk veul te höffe, már dat ândere höffe duut hij vuis te gaer höffe is hier ook optillen  höffe (Oostrum), jeppen: jɛpə (Oostrum), lappen: leppe (Oostrum) drinken van alkohol in behoorlijke mate || veel drinken || veel en met kleine beetjes drinken || veel sterke drank drinken III-2-3
veelvraat schrok: sxrok (Oostrum), schrokker: sxrokər (Oostrum), schrokkerd: sxrokərt (Oostrum), slokker: sloeker (Oostrum), vreetbeer: vraetbaer (Oostrum, ... ), vrēͅtbēr (Oostrum), vreetwolf: vrēͅtwoͅlf (Oostrum), vreter: vrēͅtər (Oostrum), vreterd: vrēͅtərt (Oostrum) mannelijke veelvraat || schrokkop || slokop || veelvraat || vreetzak || vrouwelijke veelvraat III-2-3
veenbes vembeer: soort bosbes, vaccinium oxycoccus  vembeer (Oostrum) veenbes III-4-3
veer veer: vaer (Oostrum) veer III-4-1
vegen, keren aanvegen: ánvaege (Oostrum), keren: Gódde gij d\'n dael már kaere Iederieën kaert vur zien aege deur: het hemd is nader dan de rok  kaere (Oostrum), schoonkeren: schónkaere (Oostrum), schoonvegen: schónvaege (Oostrum), uitvegen: uutvaege (Oostrum), vegen: Vurdat gij wat gòt do‰n, mòtte uurst de stoep vaege  vaege (Oostrum) aanvegen met handveger, bezem, stoffer || door vegen schoonmaken/ ontdoen van ongerechtigheden || schoonvegen met een bezem || schoonvegen met stoffer, bezem, doek || stof en vuil verwijderen met een bezem/veger III-2-1
veldleeuwerik, leeuwerik leeuwerik: leĕwerik (Oostrum), lewwerek (Oostrum) Hoe heet de veldleeuwerik? [DC 06 (1938)] || leeuwerik III-4-1
veldsla veldsalade: veldslaaj (Oostrum) bladsla I-7
veldsmidse veldsmis(se): vɛltsmes (Oostrum) Een verplaatsbare kleine smidsvuurhaard zonder schoorsteen. De veldsmidse bestaat uit een ijzeren vuurhaard in een metalen gestel waaronder een blaasbalg of ventilator is aangebracht die met de hand of met de voet in beweging kan worden gezet. Zie ook afb. 12. [N 33, 308; N 64, 24; N 66, 10a] II-11
velg velling: vɛlǝŋ (Oostrum) De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit √©√©n stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.] I-13
vensterblinden blinden: blindǝ (Oostrum  [(id)]  ) Houten panelen of borden die aan de binnenzijde van het huis aan één of aan beide zijden van het raamkozijn zijn aangebracht. Men onderscheidt slag- of vouwblinden die draaiend geopend kunnen worden en schuif- of rolblinden die in een in de muur uitgespaarde ruimte geschoven kunnen worden. [N 55, 65b; A 23, 18b; A 46, 11c; L 32, 75a; RND 10, 49 add.; monogr.] II-9