e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

Gevonden: 1901
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boekweitpannenkoek boekweiten koek: Alles op zien tied en boekendeko‰k ien dnherfst: Gezegde wanneer iemand snel iets wil doen  boekendekoēk (Oostrum) pannekoek van boekweitmeel III-2-3
boekweitpap boekweitenpap: Das gén boekendepáp: dat is niet normaal  boekendepáp (Oostrum) boekweitpap III-2-3
boer boer: būr (Oostrum) Waar de aangegeven meervoudsvorm afwijkt van de regelmatige -ǝ(n) achtervoeging, is dat hier opgenomen. Op kaart 5 zijn de verspreidingsgebieden van de Nederlandse afleidingen labeurder "boer" en labeuren "boeren" en "hard werken" van het Franse labeur aangegeven. [N 5A, 95b; A 3, 37; A 16, 22; A 20, 1b; L 1, a-m; L 4, 37; L 14, 6; S 4 en 6; Wi 15; monogr.] I-6
boerenkoolstamppot boerenmoes: Boe‰rkoeël mòt aegelek bevrore zien, dan smekt de boe‰rkoeël pas go‰d  boēremoes (Oostrum) boerekool (gekookt als stamppot) III-2-3
boerenwormkruid reindersknoop: chrysanthemum vulgare  rejndersknöp (Oostrum), wormzaad: wörmzaod (Oostrum) boerenwormkruid || boerenwormkruidzaad III-4-3
boerenzwaluw, zwaluw zwalf: zwelf (Oostrum) zwaluw III-4-1
bokking bokkem: bukkem (Oostrum), ennen druuëgen bukkem: een saai man/persoon r is gennen bukken zó mager, of r braojt nog vet uut: In het onbelangrijke zit toch nog iets bruikbaard  bukkem (Oostrum) bokking || gerookte haring III-2-3
bolhamer bolhamer: bǫlhāmǝr (Oostrum) In het algemeen een hamer met één of twee bolronde koppen. Zie ook afb. 161. De hamer wordt gebruikt bij het uitdrijven, het bol of wijder maken van de buitenwijdte van een werkstuk door met een (bol)hamer van binnen naar buiten te slaan. Zie ook het lemma "drijven". Het woordtype bolhamer kon in L 210, L 246, L 266 en L 291 ook worden gebruikt voor een hamer met een bolvormige en een halfbolvormige kop. [N 33, 57; N 33, 67; N 64, 39c; N 64, 39i; N 64, 40b-c; N 66, 6i; N 66, 7b-c] II-11
bom, spon spon: spon (Oostrum) De houten stop die ter afsluiting in het spongat wordt geslagen of geschroefd. Volgens de respondenten uit Gulpen (Q 203), Rothem (Q 99*) en Klimmen (Q 111) werd onder de bom eerst nog een lap gelegd. Die werd sponlap (Q 99*: šponlap) of sponlapje (Q 111: šponlɛpkǝ) genoemd. Zie ook het lemma ɛsponɛ in wld II.2, pag. 44.' [A 36, 3b; N 6, 4 add.; N E, 48a add.; L 7, 28 add.; monogr.] II-12
bonbon bonbon: bònbòn (Oostrum, ... ) bonbon || praline III-2-3