e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Oostrum

Overzicht

Gevonden: 1901

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afschuinen afschuinen: áfsxynǝ (Oostrum) De kant van een stuk hout, bijvoorbeeld een plank, schuin afschaven. [N 53, 125a; monogr.] II-12
afstoffen afdoen: Wilde die toffel áfdo‰n: wil je de tafel schoonmaken  áfdoēn (Oostrum) ontdoen van stof of ongerechtigheden III-2-1
aftanden intanden: intãndǝ (Oostrum) Tijdelijk gestaakt metselwerk met behulp van een staande of liggende tand beëindigen. [N 31, 28a; monogr.] II-9
aftekenmal mal: mal (Oostrum) Het model waarmee de delen op het plaatijzer worden afgetekend die er later moeten worden uitgekapt. Een aftekenmal wordt gemaakt wanneer er veel stukken van gelijke vorm moeten worden vervaardigd. [N 33, 249] II-11
afwas opwas: Lót d\'n òpwâs már staon, went zeuj de waereld vergaon, hedde alles nog vur niks gedaon  òpwâs (Oostrum) vaatwas III-2-1
afwassen afwassen: áfwâsse (Oostrum, ... ), omwassen: omwassen schoonwassen schoon spoelen  umwasse (Oostrum), opwassen: òpwâsse (Oostrum), schotelen wassen: schòttel(e)wâsse (Oostrum), Allenneg már schóttele meuge wâsse: Alleen maar vuil werk mogen doen  schòttel(e)wâsse (Oostrum) afwas doen || afwassen van vaatwerk || afwassen, door wassen schoonmaken || de vaat doen || vaatwassen III-2-1
afwasteil, afwasbak afwasbak: áfwâsbák (Oostrum), afwasteil: áfwâstejl (Oostrum), blik: het werd gebruikt als mengkom, wasbakje, afwasbakje  blek (Oostrum) afwasbak || afwasteil || geëmailleerde komvormig en taps toelopend keukengerei met één handvat en een doorsnede van 20 à 25 cm III-2-1
afwaswater schotelenwater: zeer slappe, smaakloze koffie  schòttel(e)water (Oostrum) afwaswater III-2-1
akker land: lānt (Oostrum) Met het begrip ɛakkerɛ wordt in dit lemma bedoeld een bepaald begrensd stuk akkerland of bouwland. Veel respondenten uit Belgisch Limburg beschouwen perceel als een notariswoord. De woordtypen tarweland, haverland, bietenland, korenveld en koren duiden op een stuk land waarop een bepaald gewas wordt verbouwd.' [N 27, 2a; N 11, 1b; A 11, 4; A 3, 40; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 11b; L 19b, 1a; Vld.; monogr.] I-8
akkerboterbloem boterbloem: bòtterbloem (Oostrum) boterbloem III-4-3