20199 |
heerbroer |
heerbroer:
hieërbruūr (L216a Oostrum)
|
heerbroer
III-2-2
|
24607 |
heermoes |
kattenstaart:
kattestárt (L216a Oostrum)
|
paardestaart, onkruid
III-4-3
|
20200 |
heerneef |
heerneef:
hieërnaef (L216a Oostrum)
|
heerneef
III-2-2
|
20363 |
heeroom |
heeroom:
hieëroeëme (L216a Oostrum)
|
heeroom
III-2-2
|
20249 |
heerzoon |
heerzoon:
hieërzoeën (L216a Oostrum)
|
heerzoon
III-2-2
|
24168 |
heggenmus |
blauwmannetje:
blauwmenneke (L216a Oostrum),
blauwpietje:
prunella modularis
blaowpietje (L216a Oostrum),
schrijver:
prunella modularis; ook wel: bastaard nachtegaal
schriēver (L216a Oostrum)
|
heggemus || Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
19758 |
heggenschaar |
heggenschaar:
heggeschieër (L216a Oostrum)
|
hegschaar
III-2-1
|
19539 |
heibezem |
heibezem:
haejbessem (L216a Oostrum)
|
straatbezem gemaakt van de takken van de heidestruik
III-2-1
|
31656 |
heiblok |
heiblok:
hęjblǫk (L216a Oostrum)
|
Zwaar houten blok waaraan verschillende handvatten zijn bevestigd. Het heiblok wordt bij het aanleggen van een pomp gebruikt bij het in de grond slaan van buizen. Zie ook afb. 245 en het lemma ɛhandheiɛ in WLD deel II.9, pag. 53. Het betreft daar een vergelijkbaar werktuig voor het heien van funderingspalen. Het woordtype heiblok op drie-/drijpoot is van toepassing op een trekhei, een heistelling in de vorm van een driepoot waaraan een katrol is gemonteerd. Over de schijf loopt een dik touw waar aan één uiteinde het heiblok is vastgemaakt. Het toestel wordt door spierkracht of met behulp van een stoommachine, een elektromotor of een verbrandingsmotor aangedreven. In de laatste drie gevallen wordt daarbij gebruik gemaakt van een liertoestel. Zie ook het lemma ɛtrekheiɛ in WLD deel II.9, pag. 54. In P 219 werden de buizen met behulp van een voorhamer (v0rhqm9r) in de grond gedreven.' [N 33, 336]
II-11
|
25061 |
helemaal, geheel en al |
aalling:
álleng (L216a Oostrum),
gaar:
Opm. alleen in verbinding met: nie/niks. Vb. ik doej t gaar nie gaer, went t is gaar niks werd.
gaar (L216a Oostrum),
gaaruit:
gaaruut (L216a Oostrum),
gans:
gâns (L216a Oostrum),
gelijk:
Vb. de körf zit geliek vol en ge mugt m geliek mitneme!
geliek (L216a Oostrum),
helegans:
Opm. dit is oud Venrays!
hieëlegâns (L216a Oostrum),
heleganselijk:
hieëlegânselek (L216a Oostrum),
helemaal:
hieëlemól (L216a Oostrum),
knats:
(dit is een synoniem voor gâns).
knats (L216a Oostrum),
ram:
(dit is een synoniem voor gâns).
rám (L216a Oostrum),
rats:
(dit is een synoniem voor gâns).
rats (L216a Oostrum),
stik:
(trappen van vergelijking: stikker-stikst).
stik (L216a Oostrum),
volledig:
Vb. dat is völleg waor!
völleg (L216a Oostrum)
|
helemaal, geheel en al
III-4-4
|