25158 |
ijzig |
ijzig:
iēzeg (L216a Oostrum)
|
ijzig
III-4-4
|
32339 |
in duigen vallen |
rateren:
rājǝrǝ (L216a Oostrum),
verrateren:
vǝrrājǝrǝ (L216a Oostrum)
|
Gezegd van een vat dat in stukken uiteenvalt als gevolg van het losraken van duigen en banden. [monogr.]
II-12
|
20383 |
in ondertrouw gaan |
aantekenen:
ántaekene (L216a Oostrum)
|
in ondertrouw gaan
III-2-2
|
20252 |
in verwachting zijn |
aangebrand:
ongewild zwanger
ángebrând (L216a Oostrum),
aangeteld:
ángeteeld (L216a Oostrum),
aantellen:
ántelle (L216a Oostrum),
besteld:
is er al wat besteld bij je vrouw? = is ze al zwanger?
besteld (L216a Oostrum),
groot gaan:
groeët gaon (L216a Oostrum),
in positie:
ien peziesie (L216a Oostrum),
onderweg zijn:
al een half jaar onderweges zien = reeds een half jaar zwanger zijn
ònderweges zien (L216a Oostrum),
overtijd zijn:
ovvertied zien (L216a Oostrum),
wat onder de scholk hebben:
schort, voorschoot
wat ònder de scholk hebbe (L216a Oostrum)
|
(in) (blijde) verwachting || in verwachting raken || in verwachting zijn || in verwachting zijnde || wanneer een meis (ongehuwd) in verwachting was/is || zwanger zijn || zwanger zijnde
III-2-2
|
20643 |
ingemaakt voedsel |
inmaak:
We hebbe enne groeëten ienmaak ien de kelder staan
ienmaak (L216a Oostrum),
We zien mit dn ienmaak verreg
ienmaak (L216a Oostrum)
|
de ingemaakte soorten groenten/fruit (sterillisatie) || de totale voorraad ingemaakte groenten/ fruit
III-2-3
|
19524 |
inmaakpot |
moespot:
moespot (L216a Oostrum),
moeston:
moestòn (L216a Oostrum)
|
pot of ketel waarin kool gekookt of bewaard wordt || vat waarin de kool ingemaakt wordt
III-2-1
|
20906 |
inmaken |
inleggen:
augurken, eieren
ienlegge (L216a Oostrum),
inmaken:
ienmake (L216a Oostrum)
|
inmaken
III-2-3
|
20835 |
inschenken |
inschudden:
insxødə (L216a Oostrum),
verschudden:
verschudde (L216a Oostrum)
|
inschenken || sterke drank schenken
III-2-3
|
34001 |
inspannen |
voorspannen:
vørspanǝ (L216a Oostrum)
|
Het opgetuigde paard voor een kar met berries spannen. Men plaatst het tussen de berries, waaraan de draagriem, de brede buikriem, en de strengen worden vastgemaakt. Voor andere voer- en landbouwwerktuigen wordt het paard niet in- maar aangespannen. De term inspannen werd echter ook enkele keren in de hier behandelde betekenis opgegeven. [JG 1b; N 8, 98a; RND 74]
I-10
|
20827 |
inzouten |
inzouten:
ienzâlte (L216a Oostrum),
zouten:
zâlte (L216a Oostrum),
Os mo‰der zâltte de gezâlte bòtter nog s mit twieë zâltdieële zalt, zodat die nie mer te aete was van zaltighejd
zâlte (L216a Oostrum)
|
inzouten || zouten
III-2-3
|