e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

Gevonden: 5774
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doopsel doopsel: duipsəl (Opglabbeek) Het doopsel [der doof]. [N 96D (1989)] III-3-3
doopsuiker doopsuiker: destijds werd die door de meter van het kind uitgeworpen voor al de kinderen  duipsòkker (Opglabbeek), klitsje: weleer was het de gewoonte bij een doopsel "klitskes"te gooien voor de verzamelde buurtjeugd  klitske (Opglabbeek) doopsuiker || doopsuikerboontje III-2-2
doopvont doopvont: doepfont (Opglabbeek), duipvoent (Opglabbeek), dö.ypfônt (Opglabbeek) doopvont [RND] || Doopvont. [ZND 01u (1924)] || Het bekken waarin het doopwater bewaard wordt en waarboven het kind ten doop wordt gehouden [doopvont, doopsteen, doofsjtee?]. [N 96A (1989)] III-3-3
doopwater wijwater: wiewaater (Opglabbeek) Het gewijde water in de doopvont, waarmee gedoopt wordt [vont-, vunt-, vintwater, doopwater, wijwater?]. [N 96A (1989)] III-3-3
door de kammen slaan het jaagt door de kammen: hǝt jēxt dȳr dǝ kɛm (Opglabbeek) Bij het openen van de maalsluis moet de molenaar zeer voorzichtig te werk gaan, opdat er niet ineens een zeer grote kracht op het raderwerk wordt uitgeoefend. Gebeurt dit toch, dan slaan de kammen stuk. In l 415 zei men dan: anders vliegen de kammen (andǝrs vlēgǝ dǝ kɛm) (Janssen, pag. 70).' [Jan 101 add.] II-3
door elkaar, verward dooreen: dŭŭrijn (Opglabbeek), (betekent ook: gemiddeld). duurein gepakt.  duurein (Opglabbeek), in de war: unnəwár (Opglabbeek), ongeregeld: ōēngərīēgəlt (Opglabbeek) door elkaar, verward || niet volgens vaste regels geschikt [ongeregeld, onverschillig] [N 91 (1982)] || op ongeregelde wijze dooreengemengd [verward, verstreuveld] [N 91 (1982)] III-4-4
door water het lopen met schoeisel aan kletsen: kleͅtsə (Opglabbeek) lopen: met schoenen of klompen door het water lopen [daawele, dabbere, bettere] [N 10 (1961)] III-1-2
door zwangerschap gedwongen huwelijk moetens: motes (Opglabbeek) gezegd van een paar dat "moet"trouwen III-2-2
doordeweekse (werk)schort blauwe doekenscholk: bloͅudokəšolək (Opglabbeek) schort, blauwlinnen (werk) ~ voor door de week [N 24 (1964)] III-1-3
doordeweekse kleren alledaagse kleren: alledaagse klééjer (Opglabbeek), weekdaagse kleren: wēͅkdāxsə (Opglabbeek) De kleren die men in de week draagt. [DC 62 (1987)] || door-de-weekse kleren [t s werkendagse dinge, werkdinge] [N 23 (1964)] III-1-3