25225 |
halve maan, eerste kwartier |
eerste kwartier:
īēste kerteer (L416p Opglabbeek),
halve maan:
hàwf maon (L416p Opglabbeek)
|
schijngestalte van de maan: eerste kwartier, halve maan [wassende maan, wassenaar] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25219 |
halve maan, laatste kwartier |
laatste kwartier:
léste kerteer (L416p Opglabbeek)
|
schijngestalte van de maan: laatste kwartier [afnemende, donkere maan] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23759 |
halve zondag |
vrije dag:
vrieëndaag (L416p Opglabbeek)
|
Een "halve zondag", een feestdag zonder mis, bijvoorbeeld Koninginnedag (planken zondag). [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21606 |
halve-centstuk |
halve cent:
ps. omgespeld volgens Frings.
hōͅu̯və seͅnt (L416p Opglabbeek)
|
halve-centstuk, een ~ [senske?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
20820 |
ham, hesp |
schonk:
sjònk (L416p Opglabbeek),
bovenste lid van de varkenspoot met het vlees daarrond
šo.ŋk (L416p Opglabbeek),
verzamelfiche ook mat. van ZND 01 (a-m) (a+b)
šoͅŋk (L416p Opglabbeek),
verzamelfiche ook mat. van ZND 1, a-m
šoŋk (L416p Opglabbeek)
|
ham || ham, hesp [Goossens 1a (1955)] || hesp [ZND 01u (1924)], [ZND 24 (1937)]
III-2-3
|
25981 |
hamermolen |
hamermolen:
hāmǝr[molen] (L416p Opglabbeek)
|
In het algemeen elektrisch aangedreven molen om graan e.d. fijn te slaan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Jan 249; Coe 227; Grof 300; N O, 32j; N D, add.]
II-3
|
17659 |
hand |
hand:
hand (L416p Opglabbeek),
hant (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
Gewoon.
hant (L416p Opglabbeek)
|
[N 10 (1961)]een hand [ZND A1 (1940sq)] || hand [ZND m] || ik heb een splinter in mijn hand [ZND 07 (1924)]
III-1-1
|
29935 |
handbeschermer |
handlap:
hantlap (L416p Opglabbeek
[(id)]
)
|
Rubber of leren kapje dat men aan de handen schuift om vingers en handpalm te beschermen bij het dragen van stenen. De woordtypen 'handschoe' en 'want' duiden waarschijnlijk een handschoenachtige bescherming aan die de hele hand bedekt. Zie ook het lemma 'handbeschermers' in het Woordenboek van de Limburgse Dialecten II.8, pag. 59. Over de term handlap merkt Van Houcke (pag. 133) op: ...Is een klein stuk leder met eene of meer dubbele kerven. De kerven vormen als 't ware ringen, waarin de metselaar de vingeren steekt om de hand tegen het slijten door den steen, en voornamelijk door natgemaakten steen, veroorzaakt, te vrijwaren.ø̄ [N 30, 6a; N 30, 6b; monogr.]
II-9
|
33305 |
handcultivator |
extirpatortje:
ękspātǝrkǝ (L416p Opglabbeek)
|
Handgereedschap voor het losmaken van de grond. In aflevering I.2, p.161-2 is sprake van een zware cultivator die door (paarde)tractie wordt gewogen. Het werkingsprincipe van de twee gereedschappen is echter hetzelfde. [N 18, 52; monogr.]
I-5
|
21849 |
handel |
commerce (fr.):
kómmèrs (L416p Opglabbeek)
|
het kopen en verkopen, het doen van koopmanszaken [agotie, negotie, commerce, handel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|