17893 |
klieven |
klieven:
kleevə (L416p Opglabbeek),
huit
kleven (L416p Opglabbeek)
|
klieven: Vaneen scheiden (klieven, kloven). [N 84 (1981)] || Vaneen scheiden (klieven, kloven, splijten, splitsen, (scheiden))\\ [N 108 (2001)]
III-1-2
|
24581 |
klimop |
klimop:
?
kliemop (L416p Opglabbeek),
WBD/WLD
klīēmòp (L416p Opglabbeek),
wintergroen:
-
we:ntərgro:n (L416p Opglabbeek)
|
De altijdgroene heester die zich door middel van wortels aan de omringende voorwerpen hecht (klimop, veil, klim, ifte, eiloof, klimmerkruid, lier). [N 82 (1981)] || klimop [DC 68 (1993)], [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
17736 |
klinken |
kwaken:
kwáákə (L416p Opglabbeek)
|
klinken: Een goed hoorbaar, luid of helder geluid voortbrengen (klinken, luiden, klabetteren, klawetteren). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
31497 |
klinknagel |
rivet:
rǝvęt (L416p Opglabbeek)
|
Rond metalen staafje waaraan een kop is geperst. Zie ook afb. 177. Klinknagels worden volgens de koperslager uit L 266 onder meer gebruikt om hengsels te bevestigen. Koperen klinknagels werden vroeger volgens de zegsman uit L 210 gedraaid uit koperen plaat en vervolgens door het klinknagelijzer (kleŋkngǝlīzǝr) geslagen waardoor er een kop op kwam. Zie ook het lemma "nagelijzer". [N 66, 48a-b; N 100, 18; monogr.]
II-11
|
24536 |
klit |
plakaan:
pleͅkān (L416p Opglabbeek)
|
klis [ZND 01 (1922)]
III-4-3
|
34493 |
kloeken |
klokken:
klokǝ (L416p Opglabbeek)
|
Geluid voortbrengen, gezegd van een broedse kip. [N 19, 47; monogr.]
I-12
|
20950 |
klokhuis |
keets:
keets (L416p Opglabbeek)
|
klokhuis van appel of peer
I-7
|
18385 |
klokrok |
klokrok:
klokrok (L416p Opglabbeek)
|
Welke soorten kent U? Beschrijf hoe ze er uit zien (klokrok of geerrok, plooirok, hoepelrok etc.?)? [N 62 (1973)]
III-1-3
|
18230 |
klomp |
klomp:
klomp (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
klōēmp (L416p Opglabbeek),
klump (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek,
L416p Opglabbeek),
klūmp (L416p Opglabbeek)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)] || schoeisel bestaande uit een uitgehold stuk hout, houten schoen [klomp, kloon, blok, holsblok, klopper, lolleblok, sabot] [N 86 (1981)]
II-12, III-1-3
|
18245 |
klompschoen |
klompenschoen:
klumpəšōn (L416p Opglabbeek)
|
klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)]
III-1-3
|