id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
17861 | krioelen | krioelen: krieoelt het van volk: veel volk, mensen of dieren. krieoelen (Opglabbeek), wemelen: wemelen (Opglabbeek) | Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)] || Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (krioelen, kriemelen, wriemelen, friemelen, wemelen) [N 108 (2001)] III-1-2 |
18071 | kroep | kroep: kroep (Opglabbeek), kròp (Opglabbeek) | Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2 |
17579 | kroeshaar | kroezelhaar: kryzəlhōͅr (Opglabbeek) | kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1 |
20120 | krols | lopig: lēͅi̯pex (Opglabbeek) | loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)] III-2-1 |
17894 | krommen, ombuigen | buigen: gəbūūgə (Opglabbeek), krom maken: kroemp maken (Opglabbeek) | Krommen: een kromme gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien, krom maken) [N 108 (2001)] || Krommen: een kromme, gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien). [N 84 (1981)] III-1-2 |
21502 | kroon | kroon: krū[ə}n (Opglabbeek), kryn (Opglabbeek), kroontje: krī[ə}nkə (Opglabbeek) | een kroon [ZND A2 (1940sq)] || kroon [ZND m] III-3-1 |
30146 | kroonlijst | kornis: kǫrnęs (Opglabbeek) | Uitspringende sierstrook van bakstenen boven aan de gevel, juist onder de dakgoot. Het woordtype 'muizetand' is specifiek van toepassing op een laag metselwerk waarbij de koppen van de stenen overhoeks worden gelegd, zodat de driehoekige voorsprongen schuine tanden vormen. [N 31, 30a; L 12, 9; monogr.; div.] II-9 |
23381 | kroonluchter | luchter: lugter (Opglabbeek) | Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3 |
26421 | kroonrad, kroonwiel | kroonrad: krȳǝ.nrā.t (Opglabbeek) | Groot horizontaal rad dat in watermolens met meer dan één maalgang op de koning is bevestigd. Het kroonrad doet twee tot vier rondsels draaien die dan elk een steenkoppel kunnen aandrijven. [Vds 80; Jan 105; Coe 91; Grof 101] II-3 |
20591 | kroppen, gezegd van voedsel | blijven steken: bli-jve stééke (Opglabbeek), blijven zitten: bli-jve zitte (Opglabbeek) | Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)] III-2-3 |