e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
krioelen krioelen: krieoelt het van volk: veel volk, mensen of dieren.  krieoelen (Opglabbeek), wemelen: wemelen (Opglabbeek) Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (event. met veel lawaai) (krioelen, broeliën, krielen, kriewelen, kriemelen, wriemelen, wriemelen, grimmelen, wemelen). [N 84 (1981)] || Krioelen: zich in alle richtingen dooreen bewegen (krioelen, kriemelen, wriemelen, friemelen, wemelen) [N 108 (2001)] III-1-2
kroep kroep: kroep (Opglabbeek), kròp (Opglabbeek) Kroep: ontsteking van het strottehoofd en de luchtpijp die door afzettingen op het slijmvlies gevaar van verstikking met zich meebrengt (kroep, krop, pip). [N 107 (2001)], [N 84 (1981)] III-1-2
kroeshaar kroezelhaar: kryzəlhōͅr (Opglabbeek) kroeshaar [N 10 (1961)] III-1-1
krols lopig: lēͅi̯pex (Opglabbeek) loops, geslachtsdriftig ve kat [N 19 (1963)] III-2-1
krommen, ombuigen buigen: gəbūūgə (Opglabbeek), krom maken: kroemp maken (Opglabbeek) Krommen: een kromme gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien, krom maken) [N 108 (2001)] || Krommen: een kromme, gebogen vorm doen aannemen (krommen, buigen, draaien). [N 84 (1981)] III-1-2
kroon kroon: krū[ə}n (Opglabbeek), kryn (Opglabbeek), kroontje: krī[ə}nkə (Opglabbeek) een kroon [ZND A2 (1940sq)] || kroon [ZND m] III-3-1
kroonlijst kornis: kǫrnęs (Opglabbeek) Uitspringende sierstrook van bakstenen boven aan de gevel, juist onder de dakgoot. Het woordtype 'muizetand' is specifiek van toepassing op een laag metselwerk waarbij de koppen van de stenen overhoeks worden gelegd, zodat de driehoekige voorsprongen schuine tanden vormen. [N 31, 30a; L 12, 9; monogr.; div.] II-9
kroonluchter luchter: lugter (Opglabbeek) Een veelarmige lamp in de kerk, luchter, kroonluchter. [N 96A (1989)] III-3-3
kroonrad, kroonwiel kroonrad: krȳǝ.nrā.t (Opglabbeek) Groot horizontaal rad dat in watermolens met meer dan één maalgang op de koning is bevestigd. Het kroonrad doet twee tot vier rondsels draaien die dan elk een steenkoppel kunnen aandrijven. [Vds 80; Jan 105; Coe 91; Grof 101] II-3
kroppen, gezegd van voedsel blijven steken: bli-jve stééke (Opglabbeek), blijven zitten: bli-jve zitte (Opglabbeek) Hoe noemt U: In de slokdarm blijven steken, gezegd van een hap voedsel (kroppen) [N 80 (1980)] III-2-3