e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
leep, doortrapt geslepen: gesliêpe (Opglabbeek), glad: Ki-jk mè good ût möt dèè kèrel, want det is eine glaje, hiêr  glaad (Opglabbeek) doortrapt, sluw || doortrapte,sluw, uitgeslapen III-1-4
leerrede preek: prɛ̄k (Opglabbeek) Een leerrede, een tekstverklarende preek, homilie. [N 96B (1989)] III-3-3
leeuw leeuw: eine līēv (Opglabbeek), ejnə līuw (Opglabbeek), ne liih(w) (Opglabbeek) leeuw [GTRP (1980-1995)] || Leeuw. [ZND 30 (1939)] III-3-2
leeuwenbek gapertje: -  gèperkes (Opglabbeek), kalvermuil: -  kawvermoelen (Opglabbeek), koeiensmoel: -  kuiensmoelen (Opglabbeek), leeuwenbekje: -  lieeuwebèkske (Opglabbeek), leeuwenmuiltje: -  lie:vəmilkə (Opglabbeek), schaapsmuil: -  schoapsmoelen (Opglabbeek) grote leeuwebek [ZND 40 (1942)] III-4-3
leewater leewater: līǝwātǝr (Opglabbeek) Gewrichtsontsteking bij veulens - ook bij kalveren en hoenders -, door een vochtophoping, veroorzaakt door een besmetting die bij veulens vooral via een navelwond binnendringt. [A 48A, 12c; N 8, 90m en 90n; monogr.] I-9
lege eerste koe lege vaars: lē̜x vęi̯rs (Opglabbeek), schot: šǫt (Opglabbeek) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
leggen leggen: legə (Opglabbeek), legən (Opglabbeek) leggen [ZND A1 (1940sq)], [ZND m] III-1-2
leggende werkbij leggende bij: lęgǝndǝ [bij] (Opglabbeek) Een werkbij die eieren legt. Bij moerloosheid kunnen ook werkbijen optreden als eierenlegster. Maar zij doen dit leggen niet zo goed als de moer. De eieren zijn echter onbevrucht, omdat de werkbij geen darrenzaad heeft ontvangen. Uit de eieren komen alleen darren. Eieren van leggende werkbijen vindt men altijd aan de rand van een cel. Een koningin legt in het midden van de cel. Zie voor de fonetische documentatie van (werkbij) het lemma Werkbij en van (bij) het lemma Bij. [N 63, 62a] II-6
legnest hennennest: henǝnęst (Opglabbeek), legnest: lexnęst (Opglabbeek) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
lei(en) lei(en): ləj (Opglabbeek) Een lei, de leien op het dak van de kerk [laj, lajje?]. [N 96A (1989)] III-3-3