34032 |
lichtbonte koe |
bonte:
būntǝ (L416p Opglabbeek)
|
Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe''(3.3.1). [N 3A, 123b]
I-11
|
33677 |
lichte klei |
zavel:
zāvǝl (L416p Opglabbeek)
|
Grondsoort die bestaat uit zand en klei. Zavel is lichte klei waarin het zandgehalte 60 tot 80% kan zijn. [N 27, 43; N 27, 41]
I-8
|
25239 |
lichte nevel |
domp:
dimp (mnl.)
demp (L416p Opglabbeek)
|
lichte nevel die het zicht vertroebelt [donst, dook, blaok] [N 22 (1963)]
III-4-4
|
18571 |
lichte overjas |
demi-saison (fr.):
dəmīsəs~ōͅ (L416p Opglabbeek)
|
herenoverjas, lichte ~ [sertoe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26526 |
lichten |
(de stenen) losser zetten:
lǫsǝr zętǝ (L416p Opglabbeek),
(de stenen) vaster zetten:
dǝ ste̜j.n vastǝr ze̜tǝ (L416p Opglabbeek)
|
De molenstenen met behulp van de licht dichter bij elkaar of verder van elkaar brengen. Van een aantal opgaven is het onduidelijk of ze intransitief gebruikt worden dan wel een bepaalde term tot object hebben. Voor zover door de respondenten opgegeven, is in het woordtype het object tussen ronde haken vermeld. Het lemma is onderverdeeld in drie groepen. Het materiaal dat onder a) bijeen is geplaatst, bevat algemene benamingen voor lichten. In b) en c) zijn specifieke benamingen voor respectievelijk het verder uit elkaar brengen en het dichter bijeenbrengen van de molenstenen geplaatst. [N O, 23n; N O, 23o; Vds 107; Vds 108; Jan 140; Jan 149; Jan 150; Coe 121; Coe 122; Coe 123; Grof 143; Grof 144]
II-3
|
19353 |
lichtgeraakt, kregel |
gauw geraakt:
ook materiaal znd 28, 49
gauw geraakt (L416p Opglabbeek),
gevoelig:
ook materiaal znd 28, 49
gevèlig (L416p Opglabbeek),
kriegelig:
ook materiaal znd 28, 49
kriegəlex (L416p Opglabbeek)
|
kregel [ZND 01 (1922)]
III-1-4
|
17656 |
lidmaat, ledematen |
lid, leden:
līət (L416p Opglabbeek)
|
ledematen, lidmaat [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22750 |
lied, liedje |
liedje:
e leeht(j)sje (L416p Opglabbeek),
eͅi šy(3)̄n letšə (L416p Opglabbeek),
le.tsjə (L416p Opglabbeek),
leedje (L416p Opglabbeek),
dim.
lēṭə (L416p Opglabbeek)
|
Een schone zang. [ZND A1 (1940sq)] || Lied: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] || liedje [GTRP (1980-1995)], [RND] || Liedje. [ZND m]
III-3-2
|
18881 |
liefkozen |
karnoffelen:
zie ook knûffele
kernòffele (L416p Opglabbeek),
moederen:
Ich goan heivers, zag ¯r Ich goan nog èè bitsje mojere
mojere (L416p Opglabbeek)
|
knuffelen, vrijen || lekker knuffelen
III-1-4
|
19085 |
liegen |
liegen:
leege (L416p Opglabbeek),
legə (L416p Opglabbeek),
lēgən (L416p Opglabbeek)
|
liegen [ZND 25 (1937)]
III-3-1
|