e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
loodzand loodzand: loodzand (Opglabbeek) De loodgrijze zandlaag onder de heizode. [N 27, 17] I-8
loof blader: WBD/WLD  bla’jər (Opglabbeek), loof: luîf (Opglabbeek), WBD/WLD  lúif (Opglabbeek) De bladeren van een boom samen (loof, lover). [N 82 (1981)] || loof, lover III-4-3
loof van de bieten afplukken bladen: blāi̯ǝ (Opglabbeek) Als de bieten uit de grond getrokken zijn, worden ze op rijen gelegd en worden de bladeren van de knollen afgesneden of afgeplukt. Bij mechanisch rooien gebeurt het wel dat het loof wordt afgesneden als de bieten nog in de grond staan. [N 12, 48; monogr.] I-5
loom (door de hitte) motsig (<du.): motsex (Opglabbeek) lui, loom door hitte [maanes] [N 10 (1961)] III-1-4
loon loon: ps. omgespeld volgens Frings.  ly(3)̄ən (Opglabbeek), quinzime (fr.): ps. omgespeld volgens Frings.  kəzeͅm (Opglabbeek) loon, wat men verdient [N 21 (1963)] III-3-1
loopdoek bijdoek: bidōk (Opglabbeek) Het doek waarop men de zwerm strijkt, wanneer men hem niet onmiddellijk in de zwermkorf schudt. Men strijkt met een borstel, ganze-, reiger- of kippeveer of een houten spaan de bijen op het doek, alvorens men de korf erbovenop zet. [N 63, 85a; N 63, 85b; monogr.] II-6
loops lopig: leipig (Opglabbeek), lēi̯pex (Opglabbeek), lēͅi̯pex (Opglabbeek) konijn, geslachtsdrift vertonend [N 19 (1963)] || loops, geslachtsdriftig ve teef [N 19 (1963)] III-2-1
loos knoopsgat vals knoopsgat: vals knoopsgat (Opglabbeek) Vals of loos knoopsgat. Zoɛn knoopsgat ziet er uit als een echt knoopsgat, maar is niet ingeknipt. Het wordt precies gemaakt als het echte, maar men moet wat kortere steken maken en niet zo diep in de stof steken.' [N 59, 141] II-7
loot, nieuw uitgelopen twijgje scheutje: WBD/WLD  sjietje (Opglabbeek), uitgelopen (scheut): WBD/WLD  uutgəluipə (Opglabbeek), waterscheut: WBD/WLD  watersjiét (Opglabbeek) Een nieuw uitgelopen twijgje (spraon, scheut, schot, lot). [N 82 (1981)] III-4-3
lopen lopen: loupən (Opglabbeek), lōͅepə (Opglabbeek), luipe (Opglabbeek, ... ), lø͂ͅwpən (Opglabbeek), løͅjpə (Opglabbeek), løͅypə (Opglabbeek) de jongens lopen op stelten (stok met voetplankje) [ZND 07 (1924)] || lopen [ZND 25 (1937)], [ZND m], [ZND m] || lopen, gaan; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 10 (1961)] || lopen: Hebt ge Klaas zien lopen ? [ZND 44 (1946)] III-1-2