32781 |
meerdelige eg |
zigzag:
[zigzag] (L416p Opglabbeek
[(2 velden)]
)
|
Bedoeld wordt een combinatie van twee of meer eggen van dezelfde soort en grootte, die - naast elkaar liggend en meestal onderling verbonden, met haken of korte kettingen aan een gemeenschappelijke trekbalk bevestigd zijn; zie afb. 62. Zulk een combinatie werd gewoonlijk door twee paarden getrokken. In de betrokken termen hieronder vertegenwoordigt het lid drie ook varianten van het type ''drij''. Voor ''eg'' en ''eg'' zie men het lemma ''eg''. [N 11, 67 + 76; N 11A, 162a + b; N J, 10 add.; div.; monogr.]
I-2
|
20407 |
meerderjarig |
meerderjarig:
znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;
mīēdərjaorəch (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek,
L416p Opglabbeek),
mīērdərjòrich (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek,
L416p Opglabbeek),
mondig:
znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b;
minnig (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek,
L416p Opglabbeek),
ménnéch (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek,
L416p Opglabbeek)
|
meerderjarig [ZND 01u (1924)] || meerderjarig (boven de 21 jaar) [ZND 01 (1922)] || meerderjarig ; hij is - (boven de 21 jaar) [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
21273 |
meester |
meester:
hēͅi hildt vēͅl van Vader, van Muuder, van Pa en Ma, van Noonk en tant, van Myster en gebuur, van de schrienwerker (L416p Opglabbeek),
hè hilt vèl van Vaïer en Moïer, van pa en muder, van nonk en tant, avnne meister, vanne schrienwerker (L416p Opglabbeek),
mɛ.istər (L416p Opglabbeek)
|
(school)meester [RND] || Hij houdt veel van Vader en Moeder, van Pa en Moe, van Oom en Tante, van Meester en Buurman, van den Timmerman [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
28868 |
meetlint |
lintmeter:
lintmeter (L416p Opglabbeek),
rolmeter:
rolmē̜tǝr (L416p Opglabbeek)
|
Een oprolbaar ± 150 cm lang meetlint, vervaardigd van linnen en inwendig van koperdraad voorzien om het rekken of krimpen tegen te gaan (Gerritse, pag. 21). Zie afb. 2. [N 59, 2; N 62, 69]
II-7
|
24210 |
meeuw algemeen |
meeuw:
miêf (L416p Opglabbeek)
|
meeuw
III-4-1
|
21882 |
meevaller |
bijval:
bīēvál (L416p Opglabbeek)
|
een voordeel dat bij toeval verkregen wordt [trek, roef, roefel, brentje, hasard, bijval] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
22458 |
mei |
meiboom:
meibuim (L416p Opglabbeek)
|
De tak, struik of vlag die geplaatst wordt op huizen in aanbouw. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22452 |
meiboom |
meiboom:
męjbő̜wm (L416p Opglabbeek)
|
Versierde tak, kleine boom of vlag die op de nok van een onderdak gebracht huis wordt geplaatst. [N 88, 183; monogr.]
II-9
|
33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māxt (L416p Opglabbeek)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
24331 |
meikever |
boekweitkever:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
bokeͅtkēͅvər (L416p Opglabbeek),
eikenmulder:
WBD/WLD
eikəmòllər (L416p Opglabbeek),
meikever:
meekèver (L416p Opglabbeek),
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
meikēͅver (L416p Opglabbeek),
meikeverd:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
meikēͅvert (L416p Opglabbeek),
mulder:
mölder (L416p Opglabbeek),
WBD/WLD witte meikever
məllər (L416p Opglabbeek),
sintjanskeverd:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
seͅntjanskēvərt (L416p Opglabbeek),
smid:
WBD/WLD zwarte meikever
smīēd (L416p Opglabbeek),
strontkever:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
stroͅntkēͅvər (L416p Opglabbeek)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)] || meikever [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|