28924 |
beitelblok |
lood onder het knoopsgat:
lood onder het knoopsgat (L416p Opglabbeek)
|
Stuk lood dat men onder het met de knoopsgatenbeitel uit te ponsen knoopsgat legt. De informanten van L 417, Q 7, Q 88 en Q 99 geven aan dit beiteltje nooit gebruikt te hebben. De informanten van K 361 en Q 121c namen hiervoor een stuk karton, eventueel met een blaadje lood op de helft bevestigd (Q 121c). De informant van Q 95 zegt dat de kleermakers vaker een eikehouten blok als lood gebruikten. De informant van Q 83 maakte van hennep of binnenwerk een onderlegger. Een andere informant van Q 83 hanteerde een ø̄brikjeø̄, vroeger gemaakt van aardewerk, nu van kunststof. De informant van L 265 gebruikte geen beitel maar de knoopsgatenschaar. [N 59, 29b]
II-7
|
24301 |
bek |
muil:
mūl (L416p Opglabbeek),
mûl (L416p Opglabbeek),
WBD/WLD
mŭŭl (L416p Opglabbeek)
|
Hoe noemt u de bek van een dier (muil, bakkes) [N 83 (1981)] || muil [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
21775 |
bekakt praten |
bescheten kallen:
beschieəte kalle (L416p Opglabbeek)
|
bekakt praten [N 102 (1998)]
III-3-1
|
19324 |
bekakte praat /bekakt praten |
bescheten kallen:
beschieəte kalle (L416p Opglabbeek)
|
bekakt praten [N 102 (1998)]
III-1-4
|
21514 |
bekeuren |
<omschr.> daar zal hij voor moeten bloeden:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.
dó zál dr vīēr mŏĕtə blŏĕjə (L416p Opglabbeek),
proces maken:
pərseͅs mākə (L416p Opglabbeek)
|
beboeten [ZND 36 (1941)] || iemand een boete opleggen [kalangeren, kallizeren, noemren, opboeten, schutten, opkalken, beboeten] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
30041 |
bekisting |
betonvorm:
bǝtuŋvǫrǝm (L416p Opglabbeek)
|
De van planken en platen vervaardigde houten mal waarin beton gestort wordt. Zie ook het lemma 'Bekister'. [N 30, 51a; monogr.]
II-9
|
21684 |
bekostigen? |
bekostigen:
ps. omgespeld volgens Frings.
bəkeͅstegə (L416p Opglabbeek),
bəkoͅstegə (L416p Opglabbeek)
|
Betekenis en uitspraak van: het werkwoord bekostigen = betalen, b.v. "dat kan ik niet bekostigen? [bekostigen, beköstigen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
26511 |
bel |
bel:
bɛl (L416p Opglabbeek)
|
De bel die de molenaar waarschuwt wanneer het kaar bijna leeg is. Deze bel klingelt telkens als de speelman tegen een blokje slaat, dat door een koord met de bel verbonden is. Onder het malen is dit blokje omhoog gespannen, zodat de speelman het niet kan raken. Het blokje is verbonden met een plankje dat in het kaar ligt en door het gewicht van het graan onder gehouden wordt. Als het graan vermindert, komt het plankje omhoog waardoor het blokje niet meer omhoog gespannen blijft maar neerkomt, zodat de speelman ertegen slaat (Groffils, pag 145 en 146). Op sommige plaatsen, zoals bij de oude molens in Q 88, Q 95 en Q 188, had men geen bel en moest de molenaar steeds goed op de graanhoeveelheid in het kaar letten (Coenen, pag. 123). [N O, 21b; Vds 155; Jan 161; Coe 145; Grof 170]
II-3
|
21715 |
belasting |
taks (<fr.):
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.
táks (L416p Opglabbeek)
|
de verplichting tot het betalen van een geldelijke bijdrage in de lasten van de overheid [tijns, cijns, belasting, taks] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21716 |
belastingbiljet |
belastingbrief:
Algemene opmerking bij deze vragenlijst: invuller noteert bij spellingssysteem: WBD-WLD, behalve je = dj.
bəlástingsbreef (L416p Opglabbeek)
|
het biljet waarop vermeld staat hoeveel belasting iemand moet betalen [lastenbrief, brandbrief, binnenboek] [N 90 (1982)]
III-3-1
|