33857 |
bij het stappen de hoeven naar buiten bewegen |
een franse:
ǝnǝ fransǝ (L416p Opglabbeek),
frans staan:
frans stȳǝn (L416p Opglabbeek)
|
In dit lemma staan ook de antwoorden op vraag N 8, 77: "met de hoeven naar buiten gekeerd staan". [N 8, 72, 75, 77, 78a en 86]
I-9
|
33861 |
bij het stappen de hoeven niet voldoende opheffen |
sloffen:
slofǝ (L416p Opglabbeek)
|
[N 8, 80]
I-9
|
33859 |
bij het stappen de voeten kruiselings plaatsen |
hij heeft ze binnenin:
hɛ̄ hɛ̄t zǝ bęnǝnen (L416p Opglabbeek)
|
[N 8, 76]
I-9
|
23756 |
bijbel |
bijbel:
bijbel (L416p Opglabbeek)
|
De bijbel [biebel]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
21522 |
bijeenhouden, bijhouden |
bijeenhouden:
hēͅ helt et bīēͅin (L416p Opglabbeek)
|
Hij is zo spaarzaam (nauwziend, hij houdt het bijeen, en andere uidrukkingen met dezelfde betekenis). [ZND 07 (1924)]
III-3-1
|
21841 |
bijeenleggen |
een pot maken:
pòt máákə (L416p Opglabbeek)
|
gezamenlijk geld bijeenleggen om iets te kunnen drinken [lappen, fineren] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
32708 |
bijeenploegen |
midden tegeneenploegen:
medǝ tīgǝnęi̯.nplōgǝ (L416p Opglabbeek),
naareentoe ploegen:
nōęi̯.(n)tu plōgǝ (L416p Opglabbeek),
tegeneentoe ploegen:
tigǝn`ęi̯.tu [ploegen] (L416p Opglabbeek)
|
Bijeenploegen is de manier van ploegen (met een niet-wentelbare ploeg), waarbij de voren van twee kanten naar het midden van de akker worden omgekeerd. Men begint in het midden van de akker, waar men twee voren tegen elkaar ploegt. Vervolgens ploegt men de 3e voor tegen de Ie aan, de 4e tegen de 2e, de 5e tegen de 3e, enz. Na iedere voor gaat men, terwijl men de ploeg laat slepen, over de keerstrook naar de andere helft van de akker, om daar de volgende voor te ploegen. Die sleepweg wordt langer, naarmate het ploegwerk vordert. Laaggelegen en natte akkers werden in het midden gewoonlijk wat hoger aangeploegd. Termen met rug lijken daarop te wijzen. Wat de typen in de middel beginnen, in de middel aanschieten, in de midland aanschieten e.d. betreft, die de bedoelde ploegwijze benoemen naar of ook bruikbaar zijn voor het ploegen van de eerste voren daarbij, zie men ook het lemma De Eerste Voor Ploegen, onder B. [N 11, 49; N 11A, 119a; JG 1a + 1b + 1c; A 33, 1a + b; monogr.]
I-1
|
28590 |
bijen bewusteloos maken |
afnieteren:
ā.fnitǝrǝ (L416p Opglabbeek),
bedwelmen:
bedwelmen (L416p Opglabbeek),
roken:
roken (L416p Opglabbeek)
|
Het bedwelmen van bijen. Om steken te voorkomen bij bijvoorbeeld het verplaatsen van een bijenvolk naar een nieuwe woning, maakt men de bijen bewusteloos met rook, salpeterdamp, nitraat, zwavel of propolis. [N 63, 77a; N 63, 73d; N 63, 77g; JG 1a+1b; JG 2b-5, 9; Ge 37, 157; monogr.]
II-6
|
28595 |
bijen doden |
afslachten:
afslachten (L416p Opglabbeek),
slachten:
slachten (L416p Opglabbeek),
slaxtǝ (L416p Opglabbeek)
|
Afslachten van een volk door middel van zwavel. Als de imker een volk in zijn geheel wil afslachten, graaft hij een kuil. Daarin legt hij een brandende zwavellap en zet de korf er met gesloten vlieggat bovenop, zodat de bijen verstikken door de zwaveldamp. Eertijds werden de volken op deze manier afgeslacht als men de honing wilde oogsten en men het volk niet geschikt vond voor de overwintering (Gelens 1963, pag. 20). Deze praktijk stuitte op tegenstand en tegenwoordig oogst men de honing zonder nodeloze slachtpartijen. [N 63, 78a; N 63, 77e; JG 1a+1b; JG 2b-5, 9; Ge 37, 208, Ge 37, 211; monogr.]
II-6
|
28534 |
bijendans |
pollendans:
pollendans (L416p Opglabbeek)
|
Kwispel- of rondedans die de haalbij in de korf of kast op de raten uitvoert, om aan de andere bijen mee te delen waar zij een honing- of stuifmeelbron gevonden heeft. De bij loopt over de raat en beschrijft een acht. Als zij op de raaklijn van de twee ronden is, beweegt ze haar achterlijf heen en weer. Deze beweging lijkt op kwispelen. De bij wil met de dans de richting aangeven waarin het voedsel gezocht moet worden en de afstand van woning tot voedselbron (Vos, pag. 15). [N 63, 42]
II-6
|