33988 |
borstnet |
borstkleed:
bǫrstklęi̯t (L416p Opglabbeek),
kleed voor de borst:
klęi̯t ˲vir dǝ bǫrst (L416p Opglabbeek)
|
Vliegennet dat alleen voor de borst van het paard wordt gehangen. [JG 1a, 1b; N 13, 83b]
I-10
|
33969 |
borstriem |
borstriem:
bǫrstrēm (L416p Opglabbeek)
|
Leren riem van het borsttuig die voor de borst van het paard zit. Zie ook opmerking onder lemma Borsttuig. [N 13, 52]
I-10
|
18400 |
borstrok |
onderlijf:
u:nərlif (L416p Opglabbeek)
|
borstrok, onderkledingstuk dat over het hemd wordt gedragen [hemdrok, humperok, sjtoep, liefke, slaoplijf] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18603 |
borstrok (voor mannen) |
kamizool (<fr.):
kaoməza͂ol (L416p Opglabbeek)
|
borstrok voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18602 |
borstrok (voor vrouwen) |
onderlijf:
u:nərlif (L416p Opglabbeek)
|
borstrok voor vrouwen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18248 |
borstspeld |
knopspang:
knupspaong (L416p Opglabbeek)
|
speld waarmee de slippen van de grote omslagdoek voor de borst bijeen worden gehouden [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18323 |
borststuk van een schort |
borststuk:
bo͂ͅrste͂ͅk (L416p Opglabbeek)
|
borststuk, bovenste deel, ~ van een schort [boezem] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
33968 |
borsttuig |
borstgetuig:
bǫrst˲gǝtīǝx (L416p Opglabbeek),
hondsgetuig:
hons˲gǝtī.x (L416p Opglabbeek)
|
Trektuig bestaande uit een stel leren riemen, dat wel eens gebruikt wordt in plaats van een haam, als het paard aan de schouders gedrukt is (zie WLD I, afl. 9, p. 111). In een vrij groot aantal opgaven verwijst de benaming voor een deel van het borsttuig naar het geheel, bv. het woordtype borstriem. Het omgekeerde, waarbij de term voor het geheel gebruikt wordt ter aanduiding van een onderdeel ervan, komt minder vaak voor (zie lemma Borstriem). [JG 1b, 1c, 1d, 2c; N 13, 51]
I-10
|
18082 |
borstvliesontsteking |
fleuris:
flééres (L416p Opglabbeek)
|
Pleuris: ontsteking van het borstvlies dat om de longen zit en de binnenkant van de borstkas bekleedt; pleuritis (pleuris, fleuris, floris). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18528 |
borstzak(je) |
borstzakje:
borstzakje (L416p Opglabbeek),
maaltje:
mēͅlkə (L416p Opglabbeek)
|
de buitenzak ter hoogte van de borst [N 59 (1973)] || pochetzakje, borstzak [N 23 (1964)]
III-1-3
|