e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

Gevonden: 5774
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brede buikriem onderhulp: onǝrhɛlp (Opglabbeek), onderlicht: o.nǝrlext (Opglabbeek) Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73] I-10
brede landweg dreef: drē̜f (Opglabbeek), dreeft: drē̜ft (Opglabbeek) Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.] I-8
brede tanden brede tanden: bręi̯ tɛn (Opglabbeek), muil vol (woordgr.): mūl vǫl (Opglabbeek) Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c] I-11
breeddorser breeddorser: bręi̯.dǫrsǝr (Opglabbeek) Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
breedte breedte: breedte (Opglabbeek) Benaming voor een horizontaal genomen maat, voor of achter, in het bijzonder als tweede lid van samenstellingen als rugbreedte en armbreedte. [N 59, 45a; N 62, 2b; N 59, 44a] II-7
breekhamer hamer: hāmǝr (Opglabbeek) Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de breekhamer heeft doorgaans een dik vierkant uiteinde en een verticale, spits toelopende staart waarmee gekapt wordt. Zie ook afb. 11. [N 30, 18a] II-9
breien strikken: hyəzə strekə (Opglabbeek), kuzen strikken (Opglabbeek) Kousen breien. [ZND 22 (1936)] III-1-3
breinaald strikijzer: strekīzərs (Opglabbeek), strikiezers (Opglabbeek) Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)] III-1-3
breken breken: bRēͅkə (Opglabbeek) breken [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
breken, pletten breken: brę̄.kǝ (Opglabbeek) Haver met behulp van de haverpletter bewerken. In dit lemma is geen onderscheid gemaakt tussen enerzijds haver breken en haver pletten. Coenen (pag. 163) merkt over beide begrippen op: ø̄Als de boer de haver grof wenste, dan brak de molenaar ze, haver die gepletterd werd, was fijn.ø̄ [Vds 238; Jan 246; Jan 247; Coe 222; Grof 251] II-3