33983 |
brede buikriem |
onderhulp:
onǝrhɛlp (L416p Opglabbeek),
onderlicht:
o.nǝrlext (L416p Opglabbeek)
|
Riem die onder de buik van het paard wordt gespannen en aan de twee uiteinden van de berries wordt vastgemaakt. Hij zorgt ervoor dat het paard steviger tussen de berries staat en voorkomt dat de kar opkipt. Deze riem is breder dan de smalle buikriem opdat hij bij het opkippen van de kar niet in de buik van het paard zou snijden. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 73]
I-10
|
33692 |
brede landweg |
dreef:
drē̜f (L416p Opglabbeek),
dreeft:
drē̜ft (L416p Opglabbeek)
|
Brede landweg of een niet-openbare weg door bouw- of weiland. [N 5A, 75a; S 7; Wi 17; L 23, 31a; L 23, 31b; L 1a-m; L 40, 25; monogr.]
I-8
|
34080 |
brede tanden |
brede tanden:
bręi̯ tɛn (L416p Opglabbeek),
muil vol (woordgr.):
mūl vǫl (L416p Opglabbeek)
|
Blijvend gebit na de wisseling. [N 3A, 108c]
I-11
|
33138 |
breeddorser |
breeddorser:
bręi̯.dǫrsǝr (L416p Opglabbeek)
|
Bij deze dorsmachine werden de schoven dwars, in de breedte, of, anders gezegd, overlangs, in de opening geschoven. Hier gebeurt het eigenlijke dorsen door een molen met latten of wellen. Wompes Pelzer is een Duits fabrikaat breeddorsers, dat nog door paardekracht werd voortbewogen. Zie afbeelding 12. [N 14, 6b; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
28931 |
breedte |
breedte:
breedte (L416p Opglabbeek)
|
Benaming voor een horizontaal genomen maat, voor of achter, in het bijzonder als tweede lid van samenstellingen als rugbreedte en armbreedte. [N 59, 45a; N 62, 2b; N 59, 44a]
II-7
|
29950 |
breekhamer |
hamer:
hāmǝr (L416p Opglabbeek)
|
Metselaarsgereedschap dat wordt gebruikt voor het behakken van metselstenen. De kop van de breekhamer heeft doorgaans een dik vierkant uiteinde en een verticale, spits toelopende staart waarmee gekapt wordt. Zie ook afb. 11. [N 30, 18a]
II-9
|
18786 |
breien |
strikken:
hyəzə strekə (L416p Opglabbeek),
kuzen strikken (L416p Opglabbeek)
|
Kousen breien. [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
18787 |
breinaald |
strikijzer:
strekīzərs (L416p Opglabbeek),
strikiezers (L416p Opglabbeek)
|
Hoe heten de stalen pennen waarmee gebreid wordt? [ZND 22 (1936)]
III-1-3
|
17803 |
breken |
breken:
bRēͅkə (L416p Opglabbeek)
|
breken [ZND A1 (1940sq)]
III-1-2
|
26635 |
breken, pletten |
breken:
brę̄.kǝ (L416p Opglabbeek)
|
Haver met behulp van de haverpletter bewerken. In dit lemma is geen onderscheid gemaakt tussen enerzijds haver breken en haver pletten. Coenen (pag. 163) merkt over beide begrippen op: ø̄Als de boer de haver grof wenste, dan brak de molenaar ze, haver die gepletterd werd, was fijn.ø̄ [Vds 238; Jan 246; Jan 247; Coe 222; Grof 251]
II-3
|