e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opglabbeek

Overzicht

Gevonden: 5774
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broedmachine broedmachine: bręi̯mǝšin (Opglabbeek) Toestel dat dient om eieren kunstmatig uit te broeden door middel van een kunstmatige warmte. [JG 1a] I-12
broednest broednest: broednest (Opglabbeek) Plaats waar de moer of koningin de eieren legt. Ze gaat uit van één raat en bouwt op de nevenraten via rondjes het broednest uit. Het broednest krijgt uiteindelijk ongeveer de vorm van een bol. Het woordtype broedkrans duidt op het feit dat een aantal werkbijen in een krans de koningin begeleidt bij het leggen van de eieren. De krans werkbijen voorziet de koningin voortdurend van voedsel. [N 63, 19; N 63, 10d; N 63, 18] II-6
broedse kip die men niet wil laten broeden broedheks: brēhęks (Opglabbeek), brē̜i̯hęks (Opglabbeek) [N 19, 43b] I-12
broedsel broedsel: bretsǝl (Opglabbeek) [L A2, 357; monogr.] I-12
broek boks: boks (Opglabbeek) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek met split split: split (Opglabbeek) een broek met een slip aan de voorkant [N 59 (1973)] III-1-3
broek: algemeen boks: boeks (Opglabbeek), boks (Opglabbeek, ... ), buks (Opglabbeek), Geen afzonderlijke benamingen voor lange of korte broek.  bŏŏks (Opglabbeek) broek [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)] III-1-3
broekenmaker broekenstikster: broekenstikster (Opglabbeek) Persoon die alleen maar broeken maakt. Het woordtype stukwerker duidt op een persoon die niet uitsluitend broeken maakt. [N 59, 195b] II-7
broekkettingen achterhaamkettingen: axtǝrhāmkęteŋǝ (Opglabbeek) Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79] I-10
broekspijp boksenpijp: bŏĕksəpīēp (Opglabbeek), buksəpīpə (Opglabbeek), broekspijp: broekspijpen (Opglabbeek), brookspie:p (Opglabbeek) de pijpen van de broek [N 59 (1973)] || Hoe noemt U de pijp van een broek? [N 62 (1973)] || pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)] III-1-3