34508 |
broedmachine |
broedmachine:
bręi̯mǝšin (L416p Opglabbeek)
|
Toestel dat dient om eieren kunstmatig uit te broeden door middel van een kunstmatige warmte. [JG 1a]
I-12
|
28469 |
broednest |
broednest:
broednest (L416p Opglabbeek)
|
Plaats waar de moer of koningin de eieren legt. Ze gaat uit van één raat en bouwt op de nevenraten via rondjes het broednest uit. Het broednest krijgt uiteindelijk ongeveer de vorm van een bol. Het woordtype broedkrans duidt op het feit dat een aantal werkbijen in een krans de koningin begeleidt bij het leggen van de eieren. De krans werkbijen voorziet de koningin voortdurend van voedsel. [N 63, 19; N 63, 10d; N 63, 18]
II-6
|
34505 |
broedse kip die men niet wil laten broeden |
broedheks:
brēhęks (L416p Opglabbeek),
brē̜i̯hęks (L416p Opglabbeek)
|
[N 19, 43b]
I-12
|
24133 |
broedsel |
broedsel:
bretsǝl (L416p Opglabbeek)
|
[L A2, 357; monogr.]
I-12
|
18744 |
broek |
boks:
boks (L416p Opglabbeek)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|
18540 |
broek met split |
split:
split (L416p Opglabbeek)
|
een broek met een slip aan de voorkant [N 59 (1973)]
III-1-3
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
boeks (L416p Opglabbeek),
boks (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
buks (L416p Opglabbeek),
Geen afzonderlijke benamingen voor lange of korte broek.
bŏŏks (L416p Opglabbeek)
|
broek [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] || broek in het algemeen [boks, sjmeek, brits] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
28728 |
broekenmaker |
broekenstikster:
broekenstikster (L416p Opglabbeek)
|
Persoon die alleen maar broeken maakt. Het woordtype stukwerker duidt op een persoon die niet uitsluitend broeken maakt. [N 59, 195b]
II-7
|
33985 |
broekkettingen |
achterhaamkettingen:
axtǝrhāmkęteŋǝ (L416p Opglabbeek)
|
Kettingen waarmee de broek van het achterhaam aan de berries is vastgemaakt. [N 13, 79]
I-10
|
18423 |
broekspijp |
boksenpijp:
bŏĕksəpīēp (L416p Opglabbeek),
buksəpīpə (L416p Opglabbeek),
broekspijp:
broekspijpen (L416p Opglabbeek),
brookspie:p (L416p Opglabbeek)
|
de pijpen van de broek [N 59 (1973)] || Hoe noemt U de pijp van een broek? [N 62 (1973)] || pijpen van een broek [bokspijpe, broeksepejpe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|