18824 |
chagrijn |
chagrijn:
det jònk is ein echt sjadreng viêr zi-jn auwers
sjadreng (L416p Opglabbeek),
mistroostig:
Syn. mismodig hèè kèèk al ève mismodig noa al det mistriêstig gedoons
mistriêstig (L416p Opglabbeek)
|
chagrijn, bitter verdriet || mistroostig
III-1-4
|
20913 |
champignon |
champignon:
sjabbeljòng (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
Sjabbeljòngkes kan men inne sop doon of in de saus
sjabbeljòng (L416p Opglabbeek)
|
champignon || kampernoelie
III-2-3, III-4-3
|
23439 |
ciborie |
ciborie (<lat.):
siboorie (L416p Opglabbeek)
|
Een ciborie, grote kelk met deksel, waaruit de Communie wordt uitgedeeld [tsieboriejoem?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20545 |
cichorei |
cichorei:
chicoorei (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
chicorei (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
sikorei (L416p Opglabbeek),
sjikkerèj (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
Men hoort ook wel sòkkerei Fr. chicorèe
sikorei (L416p Opglabbeek),
mout:
mout (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek),
sokkerij:
sjòkkerèj (L416p Opglabbeek),
soͅkkorēͅi (L416p Opglabbeek),
suikerij:
sjòkkerèj (L416p Opglabbeek),
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1, a-m
səkkorēͅi (L416p Opglabbeek)
|
cichorei [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)] || cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)] || suikerij || surrogaat voor de koffie
I-7, III-2-3
|
25000 |
cirkel, kring |
ring:
rink (L416p Opglabbeek)
|
de gesloten kromme lijn in een plat vak waarvan de punten alle op eenzelfde afstand liggen van één punt; het ingesloten vlak [kring, ring, cirkel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33476 |
cirkelvormig raam |
lochtgat:
lōxt˲gāt (L416p Opglabbeek)
|
Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b]
I-6
|
33518 |
citroenmelisse |
citroenkruid:
WBD/WLD
sətrūūnkrūūd (L416p Opglabbeek)
|
Citroenmelisse (melissa officinalis de sterk naar citroen geurende blaadjes van deze plan gebruikt men in soepen, sausen en bij de inmaak van diverse artikelen, o.a. haring en paling (citroenkruid, averiet, averoen, melisse). [N 82 (1981)]
I-7
|
24453 |
citroenvlinder |
pepel:
WBD/WLD
peepel (L416p Opglabbeek),
snuffel:
WBD/WLD
sniffəl (L416p Opglabbeek)
|
Hoe noemt u de vlinder waarvan bij het mannetje de vleugels citroengeel zijn en bij het wijfje witachtig groen met een oranje middelpunt (citroentje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24406 |
cocon |
pop:
WBD/WLD
pōēp (L416p Opglabbeek, ...
L416p Opglabbeek)
|
Hoe noemt u een vlinder in omhulsel [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het omhulsel van rupsen als zij zich inpoppen [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18522 |
colbert met twee rijen knopen |
uitdr. met twee is hij recht:
met twee is hij recht tippen (L416p Opglabbeek)
|
een colbert met twee rijen knopen [N 59 (1973)]
III-1-3
|