21084 |
darmvet |
darmenvet:
omgeeft de darmen; mindere soort vet
dɛrməveͅt (L416p Opglabbeek),
darmvet:
dɛrmvɛt (L416p Opglabbeek)
|
darmenvet [Goossens 1a (1955)] || Het vet dat om de ingewanden zit, het bindweefsel. [N 28, 79; monogr.]
II-1, III-2-3
|
28550 |
darren doden |
kapotmaken:
kapotmaken (L416p Opglabbeek)
|
Het doden van de darren door de werksters op het einde van de zomer, als het bijenjaar ten einde loopt. De dar heeft dan geen bestaansrecht meer binnen het volk en wordt door de werkbij onherroepelijk naar buiten gewerkt. De darren krijgen minder voedsel, verzwakken en sterven buiten de korf of kast van uitputting en kou. Onwillige darren worden met de angel gestoken en sterven daardoor. Het verschijnsel van de darrenmoord komt ieder jaar terug. Het is een normale gang van zaken. Wanneer de bijen dit op een ander moment in het jaar doen, is het een teken van armoede aan voedsel. [N 63, 52]
II-6
|
28492 |
darrenbol |
darrenbol:
darrenbol (L416p Opglabbeek)
|
Groep darren die de koningin op de bruidsvlucht achtervolgt. Eén daarvan zal de koningin bevruchten. [N 63, 59]
II-6
|
28485 |
darrenbroed |
darrenraat:
darrenraat (L416p Opglabbeek)
|
Het broed in de grootste cellen, waaruit de darren ontstaan. [N 63, 24b; N 63, 20a; N 63, 24a]
II-6
|
28599 |
darrenbroed onthoofden |
snijden:
snijden (L416p Opglabbeek)
|
Wanneer de voorzwerm eraf is, kan de imker er toe overgaan het darrenbroed te onthoofden. Hiermee beteugelt hij de darrenaanzet en verhindert eventueel het zwermen. Met een scherp mes wordt het darrenbroed in de raat onthoofd, zodat het sterft. Het wordt dan uit de korf of kast verwijderd. [N 63, 79]
II-6
|
28501 |
darrenbroedig |
hommelbroedig:
hommelbroedig (L416p Opglabbeek),
moederkwaad:
mōjǝrkwāt (L416p Opglabbeek)
|
Gezegd van een koningin die onbevrucht is en daardoor darrenbroed legt in plaats van werkbijenbroed. [N 63, 64; N 63, 63a]
II-6
|
28463 |
darrenraat aanbouwen |
voortrekken:
voortrekken (L416p Opglabbeek)
|
Het aanzetten van darrenraten of darrenbroed. Tegenover het fijn werk van de werkbijenraat staat het grof werk van de darrenraat. Tegen het zwermen en na het bouwen van de werkbijenraat worden de darrenraten aangebouwd. De raten staan dan stomp. [N 63, 16e]
II-6
|
33824 |
dartel |
willig:
wɛlex (L416p Opglabbeek)
|
Gezegd van felle, vurige, moeilijk te tomen paarden, vooral jonge hengsten. [JG 1d; N 8, 64g]
I-9
|
18250 |
das, sjaal |
sjaal:
ša.l (L416p Opglabbeek)
|
das, sjaal, om de hals gedragen [das, polderdas, sjerp, kazzenij] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18592 |
dasspeld |
kravatspang (<fr.):
kra.va.tspaŋ (L416p Opglabbeek)
|
dasspeld [dasspang] [N 23 (1964)]
III-1-3
|