e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
neef neef: nééf (Opgrimbie) neef [ZND 11 (1925)] III-2-2
negenoog negenoger: n"gənøͅ:jgər (Opgrimbie), n"gənøͅjgər (Opgrimbie) negenoog (bloedzweer, fr. juroncle) [ZND 05 (1924)], [ZND 05 (1924)] III-1-2
nek nak: nak (Opgrimbie) Zie afbeelding 2.12. [JG 1a, 1b] I-9
nemen, pakken nemen: nømə (Opgrimbie) nemen [ZND 25 (1937)] III-1-2
nestverlater vlug: vloͅk, —gə (Opgrimbie) jonge vogel in staat uit te vliegen [ZND 36 (1941)] III-4-1
neus neus: nā:s (Opgrimbie) Neus (mann. of vr.), een fijn neusje. [ZND 05 (1924)] III-1-1
nicht nice-je: nesjə (Opgrimbie), nisjə (Opgrimbie), nicht: nech (Opgrimbie) nicht [ZND 11 (1925)] || nicht; de kinderen van een oom of tante [ZND 11 (1925)] III-2-2
niet drachtig leeg: lē̜x (Opgrimbie) [JG 1a, 1b; Gwn V, 4; monogr.] I-11
nieuwjaar nieuwjaar: noowjōͅr (Opgrimbie) Zalig (of Gelukkig, enz.) Nieuwjaar! [ZND 05 (1924)] III-3-2
niezen niesten: nē:stə (Opgrimbie) niezen [ZND 05 (1924)] III-1-2