id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33851 | op hol slaan | op (de) loop gaan: ǫp ǝ lø̜i̯p ˲gō.n (Opgrimbie) | Aan het hollen gaan, niet meer aan het commando gehoorzamen. [JG 1a, 1b; N 8, 81f] I-9 |
32927 | op oppers zetten, opperen | huisten: hū.stǝ (Opgrimbie) | Het bijeenwerken in de grootste soort hooihopen, oppers, die in het veld en direct op de grond, worden gemaakt; ze kunnen wel tot 3 meter hoog worden opgezet. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de opper, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van ø...ŋ verwezen naar de woordtypen van het lemma ''opper''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''opper''.' [N 14, 111; JG 1a, 1b; monogr.] I-3 |
32920 | op rijen zetten | rinnen: renǝ (Opgrimbie) | Het uitgespreide gras dat de eerste droging heeft ondergaan bijeenwerken tot rijen of langwerpige heuveltjes. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: hooi of gras. Wanneer het resultaat van de handeling, i.c. de rij, in het woordtype voorkomt, wordt steeds door middel van (...) verwezen naar de woordtypen van het lemma ''rij, wiers''. Om de vergelijking te vergemakkelijken is in dit lemma dezelfde volgorde van woordtypen of afleidingen daarvan aangehouden als in het lemma ''rij, wiers''. Achter in het lemma staan dan de werkwoorden bijeen die geen formeel verband met de benamingen voor de rij hebben. De kaart bevat de denominatieven van de heteroniemen voor rij, wiers en de werkwoordelijke uitdrukkingen met die heteroniemen, ook geordend zoals in het lemma ''rij, wiers''. [N 14, 100; JG 1b, 1c, 2c; A 10, 18; L 38, 36; monogr.] I-3 |
21548 | openbare verkoop | uitroep: oetroup (Opgrimbie), ūtrōp (Opgrimbie), uitverkoop: oetverkoup (Opgrimbie) | Hoe heet een openbare verkoping bij opbod? [ZND 41 (1943)] III-3-1 |
18218 | ophanger | strop: strop (Opgrimbie) | Lintje. Hoe heet het lintje of snoer om een jas op te hangen? [ZND 37 (1941)] III-1-3 |
19235 | opnieuw beginnen | optenieuw beginnen: oͅbənowts bəgenə (Opgrimbie) | opnieuw beginnen: veel dialecten kennen nog andere woorden dan opnieuw [ZND 40 (1942)] III-1-4 |
33145 | opnieuw wannen | ommalen: ømā.lǝ (Opgrimbie), triēren: triērǝ (Opgrimbie) | Als men uit het gezuiverde graan het beste zaad wil halen dat zal dienen als zaaigraan, moet men opnieuw wannen. Men draait de wanmolen dan vlug rond zodat al het fijnere graan wegvliegt. Soms gebeurt dit niet met de wanmolen, maar door het graan te zeven; zie het lemma ''zeven met de handzeef'' (6.3.11). De omschrijvende opgaven met behulp van het heteroniem van het lemma wannen, zoals nog eens doordraaien, of voor de tweede keer doorjagen, zijn hier niet opgenomen. [JG 1a, 1b -gedeeltelijk-] I-4 |
32928 | opper | huist: hū.s (Opgrimbie) | De grootste soort hooihoop in het veld. [N 14, 112 en 111 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 10, 20; A 16, 3b; A 42, 20b; L 38, 38b; monogr.] I-3 |
18030 | oprispen | rupsen: røpšə (Opgrimbie), rùpsje (Opgrimbie) | Hoe noemt men in uw dialekt oprispen, opbreken van eten of drinken? [DC 47 (1972)] || oprispen [ZND 05 (1924)] III-1-2 |
33152 | opstapelen van graanzakken | op een hoop leggen: ǫp ęi̯nǝn hǫu̯p lęgǝ (Opgrimbie), ophopen: ǫphø̜i̯pǝ (Opgrimbie), ǫphǫypǝ (Opgrimbie) | Zakken met graan op een hoop zetten. [L 27, 24] I-4 |