22365 |
pinkelen |
klimmen:
klemə (Q010p Opgrimbie)
|
Hoe heet het kinderspel, waarbij een stokje, aan beide einden gescherpt, met een andere langere stok eerst omhoog en dan weggeslagen wordt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|
22366 |
pinkelhoutje |
klim:
klem (Q010p Opgrimbie)
|
Hoe heet het kleine stokje uit 65a dat wegvliegt? [ZND 34 (1940)]
III-3-2
|
23287 |
pinksteren |
pinksten:
penstə (Q010p Opgrimbie)
|
Hoe heet de 50e dag na Pasen: Pinksteren of Sinksen? [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
22732 |
pinstokken (voor de slee) |
pelen:
meervoud -schwa
ənə pēl (Q010p Opgrimbie)
|
Hoe heten de stokken waarmee een kleine ijsslede wordt voortgeduwd? [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|
20060 |
pioen |
bommelroos:
-
bommelroos (Q010p Opgrimbie),
ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007
bommelroeəs (Q010p Opgrimbie)
|
Ook mat. van ZND 15 (1930), 018 opgenomen [ZND 05 (1924)] || Pioen (Paeonia officinalis L.)
I-7, III-2-1
|
24364 |
pissebed |
oorworm:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18) onzekere opgave
ū:ərwø.rəm (Q010p Opgrimbie),
wild varken:
oniscus asellus/oniscus murarius (=ZND 18)
wild verke (Q010p Opgrimbie)
|
pissebed, keldermot [GV K (1935)]
III-4-2
|
33570 |
pit van een steenvrucht |
keets:
kets (Q010p Opgrimbie),
kētš (Q010p Opgrimbie),
knoop:
knop (Q010p Opgrimbie)
|
kern [ZND 01 (1922)]
I-7
|
33495 |
pit, kern van fruit |
keets:
kētš (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie),
knoop:
knop (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie)
|
[ZND 01 (1922)] [ZND 27 (1938)]
I-7
|
20411 |
plaatsvervangende peetoom |
leenpeter:
lîenpeter (Q010p Opgrimbie)
|
peter die als plaatsvervanger optreedt, wanneer de ware peter niet aanwezig kan zijn? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|
20412 |
plaatsvervangende peettante |
leenmeter:
lîenmeter (Q010p Opgrimbie)
|
meter die als plaatsvervanger optreedt, wanneer de ware meter niet aanwezig kan zijn? [ZND 37 (1941)]
III-2-2
|