21006 |
prei |
poor:
poor (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie,
Q010p Opgrimbie,
Q010p Opgrimbie,
Q010p Opgrimbie),
pō.r (Q010p Opgrimbie)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] [ZND 15 (1930)]
I-7
|
22687 |
prent(je) |
beeld(je):
ə šuən bēlšə (Q010p Opgrimbie),
(=santje)
bēlše (Q010p Opgrimbie)
|
Beeldje. [ZND 01 (1922)] || Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
pindraad:
pendrǭt (Q010p Opgrimbie)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
dop:
dob (Q010p Opgrimbie),
doͅp (Q010p Opgrimbie)
|
Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
21515 |
proces-verbaal |
proces-verbaal:
də krīz ə pərsés fembāl (Q010p Opgrimbie),
ə pərses vambāl (Q010p Opgrimbie)
|
beboeten [ZND 36 (1941)] || Proces-verbaal. [ZND 05 (1924)]
III-3-1
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
profəntērə (Q010p Opgrimbie)
|
Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
18190 |
pronkveer op een hoed |
pluim:
plū:m, ply:mkə (Q010p Opgrimbie)
|
Pluim, pluimpje. [ZND 05 (1924)]
III-1-3
|
22310 |
proppenschieter |
klakkebuis:
klakkebuus (Q010p Opgrimbie),
knapbuts:
knábeutš (Q010p Opgrimbie)
|
Een klakkebus (cilindervormig kinderspeeltuig van uitgehold vlierout, waarmede een prop wordt weggeschoten). [ZND 08 (1925)] || Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)]
III-3-2
|
19676 |
provisiekast, etenskast |
schap:
šā.p (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie)
|
een schaprade, schapraai (etenskast) [ZND 06 (1924)] || spinde [ZND 07 (1924)]
III-2-1
|
20911 |
pruim |
chick:
šek (Q010p Opgrimbie),
pruim:
prum (Q010p Opgrimbie)
|
[ZND 34 (1940)]
I-7
|