34117 |
scrotum |
buidel:
byu̯ǝl (Q010p Opgrimbie)
|
Teelzak van de stier. [JG 1a, 1b]
I-11
|
34522 |
seksen |
sekken:
sɛkǝ (Q010p Opgrimbie)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
selderij:
seldərei̯ (Q010p Opgrimbie)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19778 |
sering |
meibloem:
meiblome (Q010p Opgrimbie),
-
meibloem (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie),
Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022
meibloom (Q010p Opgrimbie)
|
sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)]
I-7, III-4-3
|
20879 |
sigaar |
sigaar:
sigaar (Q010p Opgrimbie)
|
sigaar [ZND 32 (1939)]
III-2-3
|
24242 |
sijs |
sijsje:
sīskə (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie)
|
sijs [ZND 06 (1924)], [ZND m]
III-4-1
|
17752 |
sik |
bokkenbaard:
bokəbārt (Q010p Opgrimbie),
sip:
Kleiner.
sep (Q010p Opgrimbie),
vlecht:
Nog kleiner.
vlēch (Q010p Opgrimbie)
|
Een sikje (puntig baardje aan de kin). [ZND 06 (1924)]
III-1-1
|
28694 |
sikkel |
zikkel:
zi.kǝl (Q010p Opgrimbie)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelsien:
appelsien (Q010p Opgrimbie),
apəlsīn (Q010p Opgrimbie)
|
sinaasappel [DC 48 (1973)], [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33981 |
singel |
singel:
se.ŋǝl (Q010p Opgrimbie)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|