19370 |
verhuizen |
verhuizen:
vərh‧y(3)̄zə (Q010p Opgrimbie)
|
verhuizen [ZND m]
III-2-1
|
21399 |
verkeren |
vrijen:
vreejə (Q010p Opgrimbie)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-3-1
|
20367 |
verkering hebben |
vrijen:
vreejə (Q010p Opgrimbie)
|
vrijen (verkeren; courtiser) [ZND 08 (1925)]
III-2-2
|
18074 |
verkouden |
verkoud:
vərkawt (Q010p Opgrimbie)
|
ik ben verkouden [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
18080 |
verkoudheid |
ik heb een verkoudheid opgelopen of ik heb een kou te pakken. worden er ook uitdrukkingen gebruikt waarin verkouden of verkoudheid ontbreekt, als b.v. ik heb he:
ich heb ne kouw te pakke (Q010p Opgrimbie),
kou:
əm kaw ... ? (Q010p Opgrimbie),
ən kaw (krīgə) (Q010p Opgrimbie)
|
ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] || Verkoudheid. Op welke wijze wordt dit gewoonlijk uitgedrukt? B.v. Ik ben verkouden [Lk 05 (1955)]
III-1-2
|
21393 |
verliezen |
verliezen:
vərlēzə (Q010p Opgrimbie)
|
wij verliezen [ZND 08 (1925)]
III-3-2
|
25098 |
vernielen |
verdestrueren:
ps. bij benadering omgespeld volgens Grootaers; boven de ‰ staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
vərtɛstələwērə (Q010p Opgrimbie),
vernielen:
vərnē:lə (Q010p Opgrimbie),
verruneren:
ps. niet omgespeld; boven de è staat nog een ´; deze combinatieletter is niet te maken/om te spellen.
vəroenəwè:rə (Q010p Opgrimbie)
|
vernielen [ZND 08 (1925)]
III-4-4
|
20644 |
verschalen |
verschalen:
vərsā:lə (Q010p Opgrimbie)
|
verschalen [ZND 06 (1924)]
III-2-3
|
18226 |
versleten |
versleten:
versleten (Q010p Opgrimbie)
|
verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)]
III-1-3
|
18140 |
verstuiken |
verstuiken:
vərstūk (Q010p Opgrimbie)
|
ik heb mijn voet verstuikt [ZND 08 (1925)]
III-1-2
|