e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

Gevonden: 2062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bomgat, spongat spon: spōn (Opgrimbie) De opening in de zijwand van een vat, waardoor het gevuld kan worden. Zie ook het lemma ɛspongatɛ in wld II.2, pag. 44.' [N E, 48a; N 6, 4; L 7, 28; A 36, 3a; monogr.] II-12
bont als apart kledingstuk pels: ən pels (Opgrimbie) pels (door dames om de hals gedragen) [ZND 40 (1942)] III-1-3
bont en blauw slaan bont en blauw slaan: boͅnt en blaw (Opgrimbie) ze hebben hem paars en blauw geslagen (de echte dialectische uitdrukking opgeven) [ZND 40 (1942)] III-1-2
bonte specht, specht specht: speͅx (Opgrimbie) specht [ZND 07 (1924)] III-4-1
boog flitsboog: fletsbōͅg (Opgrimbie), flitsboug (Opgrimbie) Hoe heet een boog dien de kinderen maken van een buigbaren stok en een koord? [ZND 32 (1939)] III-3-2
boomgaard bongerd: bo.ŋərt (Opgrimbie, ... ), fruitwei: fro.wtwej (Opgrimbie), frou̯t[wei} (Opgrimbie), frøͅi̯t[wei} (Opgrimbie), frøͅjtwej (Opgrimbie) boomgaard [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] I-7
boomstronk vot: vot (Opgrimbie) boomstronk [ZND 07 (1924)] III-4-3
boomwagen boomkar: bǫu̯mkar (Opgrimbie), gaillard: galjār (Opgrimbie), galjoen: galjon (Opgrimbie) Een kar die bestaat uit twee grote wielen, een as en een lange dissel. Deze kar wordt gebruikt om bomen en andere lange, zware voorwerpen te vervoeren, die men onder de as met een ketting bevestigt. De as tussen de wielen is niet recht, maar als een halve cirkel naar boven gebogen. De boomstam wordt boven in de halve cirkel opgehangen. De boomwagen wordt meestal door twee paarden.getrokken. In het grootste deel van Belgisch Limburg gebruikt men voor de boomwagen een benaming die tot het woordtype huurst kan worden herkend (zie Verstegen 1940). Omdat dit type zoveel vervormingen kende, is het hieronder opgesplitst in drie ondertypes (huts, uts, nuts). [N 17, 6 + 15b; N G, 51; N 50, 12b; JG 1d; L 1a-m; L 14, 20; L 32, 83; monogr.] I-13
boon, algemeen bonen: buǝnǝ (Opgrimbie), boon: buǝn (Opgrimbie) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boot(je) pontje: overzetbootje op de Maas of achter een schip  pøntšə (Opgrimbie) een bootje (om te roeien) [ZND 24 (1937)] III-3-1