18099 |
breuk |
breuk:
hernie
br":k (Q010p Opgrimbie),
hij is gebroken:
hē es gebrōkə (Q010p Opgrimbie)
|
breuk [ZND 01 (1922)] || hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
21250 |
brief |
brief:
brēf (Q010p Opgrimbie)
|
brief [ZND 01 (1922)]
III-3-1
|
33840 |
briesen |
spruisen:
sprū.šǝ (Q010p Opgrimbie)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
34600 |
bril |
bred:
brēt (Q010p Opgrimbie)
|
Verzwaard, dwars sluithout waardoor de vregelpaal gestoken werd. De vregelpaal is een boom die overlangs in de bak van de hoogkar ligt en die, samen met de vregelstok en het bindtouw, gebruikt wordt om het hooi vast te zetten (voor meer uitleg zie WLD I.3, onder de lemmata touw om het hooi vast te sjorren, vregelpaal en vregelstok). Zoals op de kaart duidelijk blijkt, is dit systeem vooral in gebruik in de streken met de meest vruchtbare grond, m.n. in het Maasland en in het zuidoosten van Haspengouw. [N 17, 14b; JG 1b; JG 2c]
I-13
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brø̄i̯ǝ (Q010p Opgrimbie)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
brok:
brok (Q010p Opgrimbie)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broeder:
brōr (Q010p Opgrimbie),
#NAME?
brō:r (Q010p Opgrimbie)
|
Broeder. [ZND 01 (1922)], [ZND 11 (1925)]
III-3-3
|
23228 |
broeder-onderwijzer |
frater (lat.):
student in de filosofie
frater (Q010p Opgrimbie)
|
Broeder. [ZND 11 (1925)]
III-3-3
|
34506 |
broedhen |
broedheks:
brø̄i̯hɛks (Q010p Opgrimbie)
|
Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
18744 |
broek |
broekriem:
brōkrēm (Q010p Opgrimbie)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|