21313 |
eed |
eed:
eͅit (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie)
|
eed [ZND 23 (1937)] || Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
ook ZND 02, 008
ēŋkø̄nšə (Q010p Opgrimbie)
|
eekhoorn [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
18116 |
eelt, eeltknobbel |
zwel:
zwēl (Q010p Opgrimbie)
|
Hij heeft eelt in zijn handen (verharding van de huid door het werken met de spade) [ZND 35 (1941)]
III-1-2
|
34532 |
een ei |
ei:
ē̜i̯ (Q010p Opgrimbie),
ęi̯ (Q010p Opgrimbie),
eitje:
ęi̯kǝ (Q010p Opgrimbie)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
19855 |
een huis huren |
huren:
hō:rə (Q010p Opgrimbie),
hōrə (Q010p Opgrimbie)
|
een huis huren [ZND 27 (1938)] || huren [ZND 01 (1922)]
III-2-1
|
22780 |
een kring op de grond trekken |
een ronde ring:
ənə ronərank (Q010p Opgrimbie)
|
Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
19112 |
een lastig karakter hebbend |
niet gemakkelijk:
in andere betekenissen wordt het gemeekelijk
nēt gemakələk (Q010p Opgrimbie)
|
Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
17843 |
een nachtmerrie hebben |
de maar heeft mich gereden:
də mā:r hēͅ:t məx xərējə (Q010p Opgrimbie)
|
Nachtmerrie; hoe vertaalt gij, fr. jai eu le cauchemar? [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
31607 |
een paard beslaan |
beslaan:
bǝslō.n (Q010p Opgrimbie)
|
Een paard van hoefijzers voorzien. Tijdens het beslaan wordt het paard in de hoefstal van de smidse geplaatst. De hoefsmid verwijdert eerst met behulp van de hoefhamer en de hoeftang het oude hoefijzer. Vervolgens bewerkt hij de hoef door middel van het hoefmes en de hoefrasp. Het nieuwe hoefijzer wordt gewoonlijk warm gepast. Daarvoor wordt het gelijkmatig donkerrood verhit en enige ogenblikken tegen de besneden hoef gehouden. Het ijzer moet overal dicht tegen de hoef passen; aan onverbrande plaatsen onder de hoef kan de smid zien dat deze nog met de hoefrasp moet worden bijgewerkt. Het ijzer wordt met hoefnagels aan de hoef bevestigd. De nagels worden daartoe eerst met behulp van de beslaghamer door de hoef geslagen. Dan worden de uitstekende uiteinden van de hoefnagels met de hoeftang tot op 3 mm afgeknepen. Het gedeelte van de hoefnagel dat nog uitsteekt, wordt vervolgens omgeslagen in een uitholling van de hoef die door middel van de onderkapper is gemaakt. Tot slot wordt de hoef soms nog met de hoefrasp bijgewerkt. [JG 1a; JG 1b; N 100, 17; monogr.]
II-11
|
22809 |
een portret laten maken |
zich laten aftrekken:
z lōͅtən ōͅftrekkə (Q010p Opgrimbie)
|
Zijn portret laten maken (bij de fotograaf). [ZND 40 (1942)]
III-3-2
|