e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opgrimbie

Overzicht

Gevonden: 2062
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koolzaadolie smout: smau̯.t (Opgrimbie) De olie die uit koolzaad wordt geslagen. Al sinds lang gebeurt dit olieslaan uit kool-, raap- en lijnzaad niet meer op de boerderij, maar industrieel. In Limburg is smout de gebruikelijke term voor koolzaadolie; de idiotica en het WNT zijn wat ruimer: ook voor lijnzaadolie en zelfs voor plantaardige olie in het algemeen vindt men er de benaming ɛsmoutɛ, maar in het Truierlands heeft smout ook een zeer algemene betekenis, ook smeerolie wordt eronder verstaan. Bij raapsmout wordt, in Q 9 maar ook elders, uitdrukkelijk opgegeven: "ook koolzaadolie". [JG 1a, 1b; monogr.] I-5
kooppenning godsalder: goͅdsalder (Opgrimbie) Hoe noemt men bij u de kooppenning (gegeven als bewijs dat een koop gesloten is)? [ZND 17 (1935)] III-3-1
koor koor: də kūər (Opgrimbie), kūər (Opgrimbie) Het (of de?) koor van de kerk. [ZND 28 (1938)] || Koor. [ZND 01 (1922)] III-3-3
koorts koorts: ko:rs (Opgrimbie), kors (Opgrimbie) hij heeft (de) koorts [ZND 28 (1938)] || koorts [ZND 01 (1922)] III-1-2
koot koot: kuǝt (Opgrimbie) Het korte been onmiddellijk boven de hoef, zowel van de voor- als achterpoot. 1Het is één van de belangrijkste lichaamsdelen van het trekpaard. Zie afbeelding 2.25. [JG 1a, 1b; N 8, 32.1, 32.2, 32.3, 32.7, 32.10, 32.14, 32.15 en 32.16] I-9
kop kop: kop (Opgrimbie) [JG 1a, 1b] I-9
kop van de schoof kop: kop (Opgrimbie) De bovenkant van de schoof, daar waar zich de aren bevinden. Zie afbeelding 7. [N 15, 21b; JG 1b] I-4
kopdorser kopdorser: kǫp˱dē.rsǝr (Opgrimbie) Bij deze vroege gemotoriseerde dorsmachine werden de schoven met de aren (de kop van de schoof) naar voren in de machine geschoven. Het eigenlijke dorsen gebeurde in een trommel met ijzeren pinnen of tanden die doet denken aan een hekel. Zie afbeelding 12. [N 14, 6a; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
kopje bak: bak (Opgrimbie, ... ), kopje: zegt men zelden  kopkə (Opgrimbie), tas: \"beschaafd\  tas (Opgrimbie) kopje, tas [ZND 28 (1938)] III-2-1
kopjeduikelen een keukeleboom zetten: ənə kōkələboͅwm zetə (Opgrimbie) hij kan over zijn hoofd tuimelen (buitelen), een tuimeling maken [ZND 08 (1925)] III-3-2