19231 |
kouwe drukte |
ambras:
ambras (Q010p Opgrimbie)
|
veel beslag, ophef maken over een zaak [ZND 32 (1939)]
III-1-4
|
18205 |
kraag |
kraag:
krāx (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie),
krēͅx (Q010p Opgrimbie)
|
kraag [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)]
III-1-3
|
17562 |
kraakbeen |
knoers/knors:
knōͅ.rs (Q010p Opgrimbie)
|
kraakbeen [ZND 01 (1922)]
III-1-1
|
20139 |
kraambed |
kinderbed:
znd 1 a-m; znd 1u, 135
kengərbét (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie)
|
kraambed (in het - (ge)komen) [ZND 01 (1922)], [ZND 01u (1924)]
III-2-2
|
32621 |
kraan van de metalen gierton |
kraan:
krān (Q010p Opgrimbie)
|
De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.]
I-1
|
24196 |
kraanvogel |
kroenekraan:
krunəkrɛi:n (Q010p Opgrimbie),
krūnəkrān (Q010p Opgrimbie),
(geen fon doc.)
kroenekraan (Q010p Opgrimbie)
|
kraanvogel [ZND 01 (1922)], [ZND 17 (1935)]
III-4-1
|
17918 |
krabben |
krabben:
krabə (Q010p Opgrimbie),
kretsen:
kraetsə (Q010p Opgrimbie)
|
krabben [ZND 01 (1922)]
III-1-2
|
21340 |
kramer |
kramer:
krīəmər (Q010p Opgrimbie),
geringschattend koopman, venter
krīəmər (Q010p Opgrimbie)
|
kramer [ZND 01 (1922)] || Kramer. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
21342 |
krant |
gazet (<fr.):
gəzet (Q010p Opgrimbie),
kəzet (Q010p Opgrimbie)
|
krant [ZND 17 (1935)]
III-3-1
|
21031 |
kreeft |
kreeft:
ook in ZND 28, 048
krēͅf (Q010p Opgrimbie, ...
Q010p Opgrimbie)
|
kreeft [ZND 01 (1922)]
III-2-3
|