e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen tweetandige: twītānǝgǝ (Opheers), viertandige: vīrtanegǝ (Opheers) Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15] I-11
mannelijk kuiken haantje: hǫi̯ŋkǝ (Opheers) [N 19, 41b; L A2, 507] I-12
mannelijke geit bok: buq (Opheers) [N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.] I-12
mannenkleren manskleren: mansklejər (Opheers) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
mannenonderhemd lijfje: lafkə (Opheers), lefkə (Opheers) onderhemd voor mannen [N 25 (1964)] III-1-3
mantelpak paletotskleed (<fr.): paltəsklɛit (Opheers) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
markt markt: mɛrək (Opheers) markt [RND] III-3-1
mathaak zichthaak: [zicht]hǭǝk (Opheers) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matrozenpakje matrozenkostuumpje: matrosəkostyməkə (Opheers) matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] III-1-3
mayonaise mayonaise: màjónéés (Opheers) mayonaise [RND] III-2-3