34052 |
mannelijk kalf dat van tanden begint te wisselen |
tweetandige:
twītānǝgǝ (P222p Opheers),
viertandige:
vīrtanegǝ (P222p Opheers)
|
Algemeen kan men zeggen dat het hier gaat om een kalf van ongeveer één jaar oud. [N 3A, 16; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
34476 |
mannelijk kuiken |
haantje:
hǫi̯ŋkǝ (P222p Opheers)
|
[N 19, 41b; L A2, 507]
I-12
|
34446 |
mannelijke geit |
bok:
buq (P222p Opheers)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
18673 |
mannenkleren |
manskleren:
mansklejər (P222p Opheers)
|
mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18585 |
mannenonderhemd |
lijfje:
lafkə (P222p Opheers),
lefkə (P222p Opheers)
|
onderhemd voor mannen [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18703 |
mantelpak |
paletotskleed (<fr.):
paltəsklɛit (P222p Opheers)
|
mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21271 |
markt |
markt:
mɛrək (P222p Opheers)
|
markt [RND]
III-3-1
|
33044 |
mathaak |
zichthaak:
[zicht]hǭǝk (P222p Opheers)
|
Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2]
I-4
|
18414 |
matrozenpakje |
matrozenkostuumpje:
matrosəkostyməkə (P222p Opheers)
|
matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)]
III-1-3
|
20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjónéés (P222p Opheers)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|