e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

Gevonden: 2005
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
meelmijt made: mōͅ (Opheers) mijt die in vochtig meel leeft [N 26 (1964)] III-4-2
meelschepje schupper: skø̜pǝr (Opheers) Een houten vat voorzien van een steel dat diende om droog meel te scheppen. Vergelijk de lemma''s ''graanschop, schepschop'' (6.3.13) en ''graanschep'' (6.3.15). [N 18, 9b] I-4
meelworm, larve van de meeltor meelworm: meͅlwørm (Opheers) meeltor-larve, wormpje dat in (oude) meelvoorraden voorkomt [meelworm] [N 26 (1964)] III-4-2
meer dan een spade diep spitten omspaden: ø ̞mspãi̯ǝ (Opheers) Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.] I-1
meer melk gaan geven bijkomen: bɛ̄kǫmǝ (Opheers) [N 3A, 68] I-11
meester meester: mistər (Opheers) (school)meester [RND] III-3-1
meid, dienstmeid maagd: mǭx (Opheers) Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.] I-6
meisjesmuts met afhangende strook capeline (fr.): kəpleͅn (Opheers), kap: kap (Opheers) meisjesmuts die nauw om het hoofd sluit en met een strook afhangt tot op de schouders [kaaper, kappelin, kapmöts] [N 25 (1964)] III-1-3
meisjespantalon met kanten pijpen kniebroek: kne:jbruk (Opheers), lange kanten broek: laŋ kantə bruk (Opheers) meisjespantalon (vero) met kanten pijpen die tot onder de knieën reiken [N 25 (1964)] III-1-3
mekkeren meken: mē̜kǝ (Opheers) Geluid voortbrengen, gezegd van de geit. [N 19, 76b; monogr.] I-12