33624 |
putgalg |
staak:
stoͅək (P222p Opheers)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33633 |
puthaak |
handboom:
hāndbōͅu̯m (P222p Opheers)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
33623 |
putzwengel |
zwengelboom:
zweͅŋəlbōͅu̯m (P222p Opheers)
|
[N 12 (1961)]
I-7
|
18610 |
pyjama |
pyjama {piama}:
peͅžəma (P222p Opheers),
pyjama {pijama}:
pijama (P222p Opheers)
|
pyjama, tweedelig nachtkostuum [N 25 (1964)]
III-1-3
|
27904 |
raam |
venster:
fi ̞.nstǝr (P222p Opheers
[(+)]
)
|
Zie kaart. Een van glas voorziene opening waardoor het buitenlicht naar binnen valt. In het onderzoeksgebied worden de woorden 'venster' en 'raam' ook wel gebruikt voor de houten of metalen omlijsting waarin de vensterruit wordt geplaatst. In het Standaardnederlands zijn de woorden 'raam', 'venster' en 'glas' onzijdig, in de meeste Limburgse dialecten echter vrouwelijk. Wanneer door de invullers nadrukkelijk een vrouwelijk genus werd opgegeven, is achter de betreffende plaatscode een (+) opgenomen. [N 55, 37; RND 49; A 46, 10a; L mon.; monogr.; Vld.]
II-9
|
33452 |
raampje in een poort |
kijkkot:
kīkkut (P222p Opheers),
lochtvenster:
lōu̯x˲vīnstǝr (P222p Opheers)
|
Een raampje in een poort, soms ook een luikje, om door te kunnen kijken, ook wel ter beluchting, al dan niet beglaasd. De opgaven die duidelijk op een deur wijzen, zijn overgeplaatst naar het lemma "deurtje in een poortvleugel" (4.1.10). [N 5A, 54b]
I-6
|
30182 |
raamwerk |
kader:
kādǝr (P222p Opheers)
|
Het gehele timmergeraamte van verticale en horizontale balken. [N 4A, 52f; N 31, 45b; monogr.; N 4A, 52e]
II-9
|
19576 |
ragebol |
spinnenborstel:
spɛnəboͅsəl (P222p Opheers)
|
ragebol, bolvormige borstel waarmee spinnewebben worden verwijderd [N 26 (1964)]
III-2-1
|
32680 |
ramskop |
haak:
hūǝk (P222p Opheers)
|
De tweelinghaak aan de voorploeg, waaraan de grindelketting bevestigd is. [N 11, 31.II.o; N 11A, 139d]
I-1
|
18413 |
rand van een hoed |
boord:
bŭ.ad (P222p Opheers),
rand:
rānt (P222p Opheers)
|
luifel, overstekende rand van een hoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|