34441 |
roep- en lokwoorden voor het schaap |
lemmen, lemmen:
lęmǝ, lęmǝ (P222p Opheers),
liemen, liemen:
limǝ, limǝ (P222p Opheers)
|
[N 19, 74a; VC 14, 2j (R]
I-12
|
21652 |
roeper |
klerk:
ps. omgespeld volgens Frings.
kleͅrk (P222p Opheers)
|
afslager: Hoe heet bij de openbare verkoping van goederen degene die de verkoping leidt [afslager, uitroeper, roeper?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
kloek, kloek, kloek:
kluk, kluk, kluk (P222p Opheers)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
34460 |
roepwoord voor de geit |
mette, mette:
mętǝ, mętǝ (P222p Opheers)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
mette, mette:
mętǝ, mętǝ (P222p Opheers)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
34217 |
roepwoord voor de stier |
menne, menne:
męnǝ męnǝ (P222p Opheers)
|
[N 3A, 13]
I-11
|
32976 |
rogge |
koren:
kuǝ.n (P222p Opheers)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
20674 |
roggemeelpap |
korenpap:
Syst. Frings
ku(ə)nəpap (P222p Opheers),
kū(ə)nəpap (P222p Opheers)
|
Pap van roggemeel (prol?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18314 |
rok als bovenkledingstuk |
overrok:
ø̄əvəròk (P222p Opheers)
|
rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18320 |
rok van grove stof |
barkaan:
(berkai) [sic]
bɛrkai (P222p Opheers)
|
rok van grove zware stof [teerteje rok, pels, tiejte sjort] [N 24 (1964)]
III-1-3
|