33683 |
steenachtige grond |
kriezelgrond:
krizǝlgront (P222p Opheers)
|
Grond die vol stenen of kiezel zit. [N 27, 32; N 11, 2d; N 27, 31; A 10, 4]
I-8
|
32686 |
stelmechanismen aan de ploeg |
diepteregelaar:
diptǝrēgǝlīǝr (P222p Opheers),
regelschroef:
rēgǝlskruf (P222p Opheers),
trekelregelaar:
trīkǝlrēgǝlīǝr (P222p Opheers)
|
Aan een ploeg zijn verschillende mechanismen of onderdelen te onderscheiden, die dienen om de diepte en breedte van de voor, alsmede de stand van de werkende delen van de ploeg te regelen. Naar de benamingen hiervoor werd niet in het hele gebied ge√Ønformeerd. Mede daarom werden de betrokken gegevens in één lemma bijeengezet. De regelende onderdelen in kwestie zijn hieronder per soort nader toegelicht. Men vergelijke het vorige lemma. [N 11, 31.IV.d; N 11, 32b; N 11A, 93b + 98a + 98d; JG 1a; monogr.]
I-1
|
19522 |
stenen pot, keulse pot |
kroeg:
meervoud
kryx (P222p Opheers)
|
pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
32913 |
steunhoutjes tussen steel en balk |
gritselvork:
gritselvø̜̄rǝk (P222p Opheers)
|
Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c]
I-3
|
33444 |
steunsels in de bovenhoeken van een poort |
consoles:
(enk)
kõsǫl (P222p Opheers)
|
In de bovenhoeken van een poort zijn soms ook paaltjes aangebracht om het kozijn te steunen of alleen maar ter versiering. Deze paaltjes zijn lichter dan die in de benedenhoeken. Enkelvoudige opgaven benoemen een van de steunpaaltjes aan weerskanten van een opening. Zie ook afbeelding 18.b bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 42g]
I-6
|
34050 |
stier |
duur:
dȳr (P222p Opheers)
|
Mannelijk, niet gecastreerd rund. [JG 1a, 1b; A 4, 12; Gwn V, 1; L 7, 46; L 14, 14; L 20, 12; R 3, 38; S 35; Wi 14; monogr.; add. uit N 3A, 15]
I-11
|
18003 |
stijf van vingers en handen |
stijf:
stoͅf (P222p Opheers)
|
stijf, van vingers en handen gezegd [scheef] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
30180 |
stijlvoetplaat |
zul:
zøl (P222p Opheers)
|
De onderste regel van het raamwerk waarop de muurstijlen worden geplaatst. In Q 20 rustte de muurplaat op een gemetselde fundering die 'gezwel' ('gǝšw'l', mv. 'gǝšw'ldǝr') werd genoemd. [N 4A, 52d; monogr.; Vld]
II-9
|
34018 |
stilstaan |
ho-ju:
ho jȳ (P222p Opheers)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
18357 |
stoffen pantoffel |
stoffen bot:
stofə bətə (P222p Opheers)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|