e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Opheers

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tweede klaveroogst tweede snede: twedǝ snēi̯ (Opheers) In verband met de benamingen voor nagras is de informanten ook gevraagd of ze een specifiek woord kenden voor de tweede klaveroogst; hier zijn alleen de opgaven opgenomen die afweken van die voor ''nagras''. [N 14, 128c] I-3
tweede verkoping bieden, het ~: ps. omgespeld volgens Frings.  tbījə (Opheers) de tweede verkoping i.v.m. een openbare verkoping van onroerende goederen, waarbij wordt afgemijnd [de toeslag?] [N 21 (1963)] III-3-1
tweespeen twee goede tetten: twī gūi̯ tętǝ (Opheers) Koe die slechts uit twee spenen melk geeft. [N 3A, 66] I-11
twintig frank stuk van twintig frank: ps. omgespeld volgens Frings, alleen het "alfa-tekentje"omgespeld volgens Grootaers.  ə støk vàn 20 fraŋ (Opheers), vier stukken: ps. omgespeld volgens Frings.  vīr støkə (Opheers) 20 franc, een ~ (wit metaal) [N 21 (1963)] III-3-1
u-vormige hoeve halfgesloten boerderij: halǝfgǝslōtǝ [boerderij] (Opheers) De bebouwing ligt in hoefijzervorm; de binnenplaats is aan drie zijden gesloten door woonhuis, stallen en schuren. Enkele opgaven komen overeen met de algemene benaming voor de boerderij; ter plekke is dan de U-vormige bouw de algemeen gebruikelijke. Voor de fonetische documentatie van deze gevallen wordt verwezen naar het lemma "boerderij, algemeen" (1.1.1). Zie kaart 4, het Ten Geleide van deze aflevering en afbeelding 5. [N 4A, 3] I-6
uienpannenkoek ajuinpannenkoek: Syst. Frings  džø͂ͅi̯npanəkuk (Opheers) Pannekoek met in schijven gesneden uien (oojekook?) [N 16 (1962)] III-2-3
uier ouwer: ūr (Opheers), uier: ø̜̄r (Opheers, ... ) [JG, 1b; A 30, 6e; L 49, 6e; N 8, 39a en 39b]De melkklier van de koe zoals zij zich uitwendig vertoont onder aan de buik. Op de kaart is het woordtype uier niet opgenomen. [JG 1a, 1b; Gwn V, 7; L 8, 24a; L 14, 27a; RND 127; S 38; Wi 51; monogr.] || Uier, alle tepels samen. [N 19, 19b; JG 1a, 1b] I-11, I-12, I-9
uit de hand verkopen een prul verkopen: ps. omgespeld volgens Frings.  nəpr"l vərkoͅu̯pə (Opheers) Kleinigheden uit de hand verkopen [soelieje?] [N 21 (1963)] III-3-1
uiteenploegen afakkeren: af[akkeren] (Opheers) Manier van ploegen (met een "enkele" ploeg), waarbij de voren in de richting van de zijkanten van de akker worden omgekeerd. Nadat men aan een van beide zijden de eerste voor heeft geploegd, laat men de ploeg slepend over de wendakker gaan naar de andere zijde, om daar de tweede voor te ploegen. Via de andere wendakker verplaatst men zich weer naar de overzijde. Achtereenvolgens ploegt men nu de 3e voor tegen de Ie, de 4e tegen de 2e, enz. Terwijl de sleepweg van de ploeg over de wendakkers steeds korter wordt, komen de beide voren dichter bij elkaar te liggen, totdat zij midden op de akker bij elkaar komen en daar een greppel of laagte vormen. Voor de termen aanschieten op de reen en op de reen beginnen zie men ook het lemma de eerste voor ploegen, onder C. [N 11, 48; N 11A, 121a; JG 1a + 1b; A 33, 1a + b; monogr.] I-1
uitgestort zaad van de hengst zaad: zūǝt (Opheers) [N 8, 48 en 49] I-9